Conflicten

Conflicten
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Conflicten

Slide 1 - Diapositive

Gewapend conflict: een conflict waarbij
jaarlijks 25 doden of meer vallen

Slide 2 - Diapositive

Welke gewapende conflicten spelen er nu in de wereld?

Slide 3 - Carte mentale

Hoofdstuk 4: Conflicten
Welk soort conflicten komt waar voor?

Wat zijn de oorzaken?

Wat zijn de gevolgen?

Slide 4 - Diapositive

Hoe komt het dat we van sommige conflicten veel meer weten dan van andere conflicten?

Slide 5 - Question ouverte

2 typen gewapende conflicten
Internationaal conflict 
-> tussen staten 
* Irak oorlog, 2e WO

Binnenlands conflict / burgeroorlog 
-> blijven meestal binnen de grenzen van 1 land 
* IRA, Farc 
Kan  geïnternationaliseerd worden 

Slide 6 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een terrorist en een crimineel?

Slide 7 - Question ouverte

Terrorisme = geweld voor politiek doel 
Criminelen = geweld voor financieel doel 

Slide 8 - Diapositive

Wat hoort bij wat?        
Internationaal conflict
Burgeroorlog
Geïnternationaliseerd conflict
Amerika valt Noord-Korea aan
IS is actief in Irak en Syrië
In Libië probeert men de regering om te leggen
Rusland verovert een deel van Georgië
In Colombia schiet het leger op demonstranten
De Mexicaanse drugsoorlog leidt tot spanningen in Texas
Oorlog in een buurland heeft invloed over de grens. Hier zijn dan ook meerdere landen bij betrokken.
Oorlog binnen één land, soms ook tegen de regering.
Oorlogen tussen landen. Soms twee, soms wat meer. Regering tegen regering!

Slide 9 - Question de remorquage

Vorige les: Conflicten
- Wat is een gewapend conflict?
- Waar komen vaak conflicten voor?
- Welk voor type conflicten zijn er ?

Deze les: Grenzen trekken



Slide 10 - Diapositive

Grenzen trekken
Staat = Gebied met internationaal erkende grens
Volk = Groep mensen die taal, geloof of gemeenschappelijke geschiedenis delen
Territorium = woongebied volk
Etniciteit = Identiteit van een volk 

Staten hebben recht op:  soevereiniteit/zelfbeschikking

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Staat en territorium vallen samen
In de staat leeft een minderheid met een eigen territorium
In verschillende staten woont een minderheid met banden met een andere staat. De minderheid woont verspreid in de staten.
Het territorium van het volk is groter dan de staat. 
Het territorium valt in meerdere staten. In elke staat is het volk een minderheid. 

Slide 13 - Question de remorquage

Seperatisme =

De wens van een volk om zich van een staat af te scheiden.



Voorbeeld:
Tsjetsjenië (los van Rusland)
Autonome regio =

Regio in een land met zelfbeschikking over bijvoorbeeld onderwijs, belastingen en politie. 

Voorbeeld:
Catalonië (Spanje) 

Slide 14 - Diapositive

Regionalisme
Separatisme
Nationalisme

Slide 15 - Question de remorquage

Wat is separatisme?

Slide 16 - Question ouverte

Aan de slag!
Afmaken vaardighedenparagraaf (alle opdrachten)
en
Maak paragraaf 4.1 
We maken opdrachten 1, 2, 3 en 6

Slide 17 - Diapositive

Demografische oorzaken gaan over...
A
De bevolkingsopbouw
B
De verdeling van de welvaart
C
De economie
D
De natuur

Slide 18 - Quiz

Begrip:
Regionalisme = Een volk houdt, binnen een staat, sterk vast aan de eigen geschiedenis en cultuur. 

Nationalisme = Een volk streeft naar onafhankelijkheid en het stichten van een eigen staat. 
Voorbeeld:
Friesland 
Houdt sterk vast aan eigen geschiedenis en cultuur.


Algerijnse oorlog (1954-1962)
Bloedige strijd om onafhankelijkheid 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien