SPREEKLES 2: vertellen over jouw woonplaats

• NT2
• Buitengewoon secundair onderwijs

1. KIJK naar het fragment. 

RONDE 1:

1. Wat zie je?

RONDE 2:

1. BEANTWOORD de vragen.

Bob woont negen jaar in Nederland.

1. waar
2. niet waar

Bob woont in Soest.

1. waar
2. niet waar

Bob woont in de Boslaan.

1. waar
2. niet waar

2. Hoe vaak hoor je het woord?

• ik
• kom
• woon 

2. Hoe vaak hoor je het woord?

• ik (7)
• kom (2)
• woon (8)

3. Wat zeg je?

3. Wat zeg je?

3. Wat zeg je?

3. Wat zeg je?

3. Wat zeg je?

4. HERHAAL de zinnen.

• Wat is jouw naam?
• Mijn naam is ... .
• Waar woon je?
• Ik woon in ...
• Hoelang woon je in België?
• Ik woon ... jaar en ... maanden in België.

5. SPEEDDATE

- Wat is jouw voornaam?

- Wat is jouw familienaam?

- Waar woon je?

- Waar kom je vandaan?

- Hoelang woon je in België?

- Mijn naam is ... .

- Mijn familienaam is ... .

- Ik woon in ... .

- Ik kom uit ... .

- Ik woon ... jaar en ... maanden in België.

6. INTERVIEW

1. STEL vragen aan een persoon in deze school.

- Wat is jouw naam?
- Wat is jouw voornaam?
- Waar woon jij?
- Waar kom jij vandaan?
- Hoelang woon jij in België?

2. VUL het formulier in.

Hoe verliep het interview?

1. 
2. 
3.