Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Examen Gesprekken voeren
Slide 1 - Diapositive
Doel
- Je kan uitleggen wat een functioneringsgesprek is
- Je herkent de gespreksingrediënten
- Je kan vertellen hoe je actief kunt luisteren tijdens een gesprek
Slide 2 - Diapositive
Waar heb jij het over met je collega's?
Slide 3 - Question ouverte
Informeel gesprek
Formeel gesprek
Dit gesprek is niet officieel
Dit gesprek voer je (vaak) met vrienden familie of mensen die je tegenkomt
Dit gesprek kan over van alles gaan; jezelf, een probleem, wat je wel en niet leuk vindt, je mening, wat je gisteren gedaan hebt
Dit is een zakelijk gesprek
Een voorbeeld van dit gesprek is een functioneringsgesprek of een sollicitatiegesprek
Tijdens dit gesprek gebruik je correcte zinnen en woorden
Slide 4 - Question de remorquage
Wat heb jij nodig voor een goed gesprek?
Slide 5 - Question ouverte
Gespreksingrediënten
Wees een OEN, gebruik LSD en laat OMA thuis
Slide 6 - Diapositive
Gespreksingrediënten
Wees Open, Eerlijk en Nieuwsgierig
Gebruik Luisteren, Samenvatten en Doorvragen
Laat Oordelen, Meningen en Aannames thuis
Slide 7 - Diapositive
Hoe kun je laten merken dat je actief aan het luisteren bent?
Slide 8 - Question ouverte
Actief luisteren
- Afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
- Lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust)
- Knikje
- Luistergeluiden (hmhm)
- De ander laten uitpraten
- Samenvatten/doorvragen
Slide 9 - Diapositive
Open vraag
Reflecterende vraag
Indirecte vraag
Gesloten vraag
Suggestieve vraag
Directe vraag
Wat heb je gisteren gedaan?
Wat verwacht je ervan?
Ik zou willen weten of je meegaat.
Heb je een computer bij je?
Dat vind jij toch ook niet leuk?
Ben je blij met je studiekeuze?
Slide 10 - Question de remorquage
Slide 11 - Vidéo
Wat is een functioneringsgesprek?
Slide 12 - Question ouverte
Examenopdracht oefenen
Slide 13 - Diapositive
Wat? Eerst denk je voor jezelf aan een bepaalde situatie die je hebt meegemaakt, werk daarna in tweetallen. De een is de leidinggevende, de ander is de werknemer. De leidinggevende stelt de vragen aan de werknemer die op de hand-out staan.
Hoe? Vul eerst de vragen in (of doe het uit je hoofd), ga daarna het gesprek aan.
Hulp? Je kunt de docent vragen als je er niet uitkomt.
Tijd? 8 minuten
Uitkomst? Een functioneringsgesprek oefenen met je medestudent.
Klaar? Voer een gesprek met je medestudent over waarom je wel/niet zin hebt in je stage.