Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Thema 3 Formules, grafieken en vergelijkingen Les 6
PROGRAMMA
Check startklaar
Welkom
Planning
Investeer in jezelf-werk
Terugblik
Wat ga je leren?
Instructie
Aan de slag: keuze
Evaluatie + reflectie
1 / 55
suivant
Slide 1:
Diapositive
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
55 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
PROGRAMMA
Check startklaar
Welkom
Planning
Investeer in jezelf-werk
Terugblik
Wat ga je leren?
Instructie
Aan de slag: keuze
Evaluatie + reflectie
Slide 1 - Diapositive
Be all you can be!
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
INVESTEER-IN-JEZELF-WERK
Slide 8 - Diapositive
yuverta.magister.net
Slide 9 - Lien
Terugblik + "soep proeven"
Eerste wiskundeles
Kennismaking wiskundeboek
Startgevoel bij wiskunde
In 6 stappen naar een voldoende voor wiskunde
Slide 10 - Diapositive
Ik kan de variabelen in een woordformule
aangeven.
Ik kan het begingetal in een woordformule aangeven.
Ik kan het stijg- en daalgetal in een woordformule
aangeven.
variabelen
Zijn de woorden in de formule.
Staan aan het begin en aan het einde.
begingetal
Staat altijd alleen naast de + of -.
stijggetal en daalgetal
Staan altijd naast de x en de variabele.
Schrijf de - ervoor ook op.
De + ervoor hoef je niet op te schrijven.
Slide 11 - Diapositive
Ik weet wat een lineair verband bij een woordformule
betekent.
Bij een situatie met regelmaat hoort een
lineair verband
.
Bij een lineair verband kun je een woordformule maken.
Fabiënne verdient
elk uur €5,36
.
Dat is een
regelmaat
.
Er is een
verband tussen
het
aantal uren
dat ze werkt en haar
inkomsten
.
Slide 12 - Diapositive
Ik kan de variabelen in een situatie aangeven.
Ik kan het stijg- en daalgetal in een situatie aangeven.
Ik kan het begingetal in een situatie aangeven
Ik kan een woordformule bij een situatie maken.
variabelen
stijggetal en daalgetal
begingetal
formule
hoogte (m) = 50 - 17 x tijd (minuten)
Zijn de woorden met een eenheid (bijvoorbeeld meters en minuten).
Schrijf eerst de variabele op die je kunt berekenen
en het = teken. De anderen met het x teken ervoor.
Kijk wat er daalt of stijgt.
Staat meestal bij de woorden "per" of "elk
Kijk naar de beginsituatie.
Slide 13 - Diapositive
I
k weet wat een lineaire formule is.
Bij een tabel met regelmaat hoort een
lineaire woordformule
.
Slide 14 - Diapositive
Welke formule hoort bij de tabel?
Een kwestie van invullen.
Slide 15 - Diapositive
Woordformule bij een tabel met een stijggetal
Woordformule bij een tabel met een daalgetal
Slide 16 - Diapositive
Woordformule bij een tabel met een daalgetal
Maak de woordformule bij de tabel.
Slide 17 - Diapositive
Een
lineaire grafiek
is een
rechte lijn
.
Hierbij hoort een
lineaire formule
.
Ik weet wat een lineaire grafiek is.
Slide 18 - Diapositive
Ik kan de juiste woordformule kiezen bij
een lineaire grafiek.
Zoek twee punten op de grafiek die je goed kunt aflezen.
(0, 1500) en (2, 3000)
Slide 19 - Diapositive
WAT HEB JE GELEERD?
En wat heb je onthouden?
Slide 20 - Diapositive
"Soep proeven"
Je hebt de lesstof nu geoefend.
Hoe proeft jouw soep?
Hoe ontwikkel jij je?
Hoe kun jij jouw soep nog lekkerder maken?
Slide 21 - Diapositive
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
L1 blz. 61
Slide 22 - Question ouverte
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
Slide 23 - Question ouverte
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
Slide 24 - Question ouverte
L2
blz. 70
A
Formule 1 hoort bij de tabel.
B
Formule 2 hoort bij de tabel.
C
Formule 3 hoort bij de tabel.
D
Ik begrijp het nog niet.
Slide 25 - Quiz
Heb je hetzelfde opgeschreven?
Slide 26 - Diapositive
Bereken en geef dan aan welke formule bij de tabel hoort.
A
Formule 1 hoort bij de tabel.
B
Formule 2 hoort bij de tabel.
C
Ik begrijp het nog niet.
Slide 27 - Quiz
Heb je hetzelfde opgeschreven?
Slide 28 - Diapositive
Bereken en geef dan aan welke formule bij de tabel hoort.
A
Formule 1 hoort bij de tabel.
B
Formule 2 hoort bij de tabel.
C
Ik begrijp het nog niet.
Slide 29 - Quiz
Heb je hetzelfde opgeschreven?
Slide 30 - Diapositive
testopgave B blz. 63
A
Formule 1 hoort bij de tabel.
B
Formule 2 hoort bij de tabel.
C
Formule 3 hoort bij de tabel.
D
Ik begrijp het nog niet.
Slide 31 - Quiz
Heb je hetzelfde opgeschreven?
Slide 32 - Diapositive
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
Testopgave blz. 67
Slide 33 - Question ouverte
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
Slide 34 - Question ouverte
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
Slide 35 - Question ouverte
Schrijf een woordformule op die bij dit verband hoort.
(typ met spaties)
Slide 36 - Question ouverte
Testopgave blz. 72
Bereken en geef dan aan welke formule bij de tabel hoort.
A
Formule 1 hoort bij de tabel.
B
Formule 2 hoort bij de tabel.
C
Ik begrijp het nog niet.
Slide 37 - Quiz
Heb je hetzelfde opgeschreven?
Slide 38 - Diapositive
L4 blz. 78
Bereken en geef dan aan welke formule bij de tabel hoort.
A
Formule 1 hoort bij de tabel.
B
Formule 2 hoort bij de tabel.
C
Ik begrijp het nog niet.
Slide 39 - Quiz
Heb je hetzelfde opgeschreven?
Slide 40 - Diapositive
WAT GA JE LEREN?
Ik kan een woordformule bij een lineaire grafiek maken.
Slide 41 - Diapositive
INSTRUCTIE
Slide 42 - Diapositive
Ik kan een woordformule bij een lineaire grafiek
maken.
Woordformule bij een
stijgende grafiek.
Woordformule bij een
dalende grafiek.
Slide 43 - Diapositive
Ik kan een woordformule bij een lineaire grafiek
maken.
Woordformule bij een
stijgende grafiek.
Slide 44 - Diapositive
Kies hoe jij les 6 wilt oefenen.
of
Gebruik je boek om de berekeningen in op te schrijven.
Slide 45 - Diapositive
QUIZ 5
Woordformule bij een grafiek maken
Slide 46 - Diapositive
Maak de woordformule bij de grafiek.
Slide 47 - Question ouverte
Slide 48 - Diapositive
Maak de woordformule bij de grafiek.
Slide 49 - Question ouverte
Maak de woordformule bij de grafiek.
Slide 50 - Question ouverte
Maak de woordformule bij de grafiek.
Slide 51 - Question ouverte
Extra:
Maak de woordformule bij de grafiek.
Slide 52 - Question ouverte
REFLECTIE
Slide 53 - Diapositive
Begrijp je alle leerdoelen ?
wist dit al
ja
bijna
een beetje
nog niet
Slide 54 - Sondage
Hoe was je inzet?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 55 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Thema 3 Formules, grafieken en vergelijkingen Les 5
January 2025
- Leçon avec
49 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Thema 3 Formules, grafieken en vergelijkingen Les 3
December 2023
- Leçon avec
50 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Thema 3 Formules, grafieken en vergelijkingen Les 4
January 2025
- Leçon avec
42 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Thema 3 Formules, grafieken en vergelijkingen D-TOETS H2
January 2025
- Leçon avec
45 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
2BK Formules en Grafieken
January 2024
- Leçon avec
42 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
QUIZ 1 + THEORIE Woordformule maken bij een situatie
December 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
M3 H3 Formules en Grafieken
December 2021
- Leçon avec
49 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
Soeptoets
June 2024
- Leçon avec
52 diapositives
Wiskunde
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1