Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Chapter 6
- Lidwoorden: Articles
-'Als' in vergelijkingen: 'Like/as'
-wederkerende en wederkerende voornaamwoorden:
reflexive and reciprocal pronouns
Slide 1 - Diapositive
0
Slide 2 - Vidéo
LIKE / AS
Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen.
Slide 3 - Diapositive
LIKE
Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.
Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon of ding iets doet.
- Hoe een persoon of ding eruit ziet.
Slide 4 - Diapositive
As
As gebruik je voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels.
Dit betekent dat je as gebruikt om iets te zeggen over:
- Waarvoor iets gebruikt wordt.
- Het beroep dat iemand beoefent.
- De tijd waarin iets gebeurt.
Slide 5 - Diapositive
Voorbeelden
Like:
It fits like a glove. (hoe iets gedaan wordt)
She is acting like a queen. (hoe iets gedaan wordt)
As:
As in the past year, I am going to France. (voorzetsel: in)
I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)
Slide 6 - Diapositive
He cooks ______ a chef.
A
like
B
as
Slide 7 - Quiz
He is working ______ a supervisor.
A
like
B
as
Slide 8 - Quiz
He speaks ____ a native speaker.
A
Like
B
As
Slide 9 - Quiz
He seems smart ____ a fox.
A
Like
B
As
Slide 10 - Quiz
My friend thinks ____ I do.
A
Like
B
As
Slide 11 - Quiz
Please don't use my plate ____ an ashtray.
A
Like
B
As
Slide 12 - Quiz
____ a parent, please let me tell you...
A
Like
B
As
Slide 13 - Quiz
I look ____ my father.
A
Like
B
As
Slide 14 - Quiz
Wanneer je gebruik je like?
Slide 15 - Carte mentale
Wanneer gebruik je as?
Slide 16 - Carte mentale
'Like' and 'as'(vergelijkingen)
It smells like teen spirit.
She sings like a bird.
your brother looks like you.
It often rains here, as it does in Britain.
We often drink tea, as they do in China.
As in 2014, the band topped the charts.
Je kunt like en as gebruiken om vergelijkingen mee te maken. Je vertaalt deze woorden met 'net als'.
Slide 17 - Diapositive
Grammar
Lidwoorden - Articles
Wanneer gebruik je ze wel?
Wanneer gebruik je ze niet?
Slide 18 - Diapositive
In het Engels gebruik je:
geen lidwoorden voor continenten, landen, plaatsnamen, straten en meren, of voor namen van gebouwen en organisaties die beginnen met een plaatsnaam, tenzij de naam een lidwoord bevat, zoals the Netherlands
Slide 19 - Diapositive
In het Engels gebruik je:
geen lidwoorden als je het hebt over leden van een groep, wel als het gaat als een groep als geheel.
Slide 20 - Diapositive
Articles - Lidwoorden
- Geen lidwoord als ze de leden van een groep bedoelen zoals Australians like football.
- Wel als ze hele groep bedoelen zoals the Australians are hard to beat at football.
Slide 21 - Diapositive
Geen lidwoord, na:
-Both, All, Most
-Titels ( He is the prince Harry / He is Harry/ He is the prince)
-Niet na een beroep (als jij de enige bent die dat beroep heeft.)
WEL: a policeman NIET: The queen of England
Slide 22 - Diapositive
Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. Je vertaalt het met "elkaar".
Het verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.
Slide 23 - Diapositive
She is looking at herself.
He is talking to himself.
They are enjoying themselves.
Reflexive Pronouns.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
We marry each other
Slide 26 - Diapositive
Uitzonderingen
Reflexive pronouns gebruik je niet na werkwoorden als wash, dress en shave, tenzij je nadruk wilt leggen op wie het doet.
(Deze werkwoorden gaan over acties die mensen meestal voor zichzelf doen)
Reciprocal pronouns gebruik je niet na werkwoorden als hug, marry en kiss.
(Deze werkwoorden geven al aan dat de handeling van beide kanten komt.