Samengestelde zinnen schrijven

Welkom bij Nederlands!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

Telefoons inleveren

Slide 2 - Diapositive

Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk check

Slide 4 - Diapositive

HUISWERK NAKIJKEN

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Doelen
Je leert samengestelde zinnen schrijven


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Samengestelde zinnen schrijven
Zo maak je correcte samengestelde zinnen:

- Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één te maken.
- Zet een komma voor het voegwoord (behalve voor en en of).
- Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.

Slide 11 - Diapositive

Enkelvoudig
Valeria zingt. Samuel speelt gitaar.

Stan stuurde mij berichtjes. Stan keek naar een film.

Ik heb trek. Ik ga wat lekkers eten.
Samengesteld
Valeria zingt en Samuel speelt gitaar.

Stan stuurde mij berichtjes, terwijl hij naar een film keek.

Omdat ik trek heb, ga ik wat lekkers eten.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het voegwoord?
Terwijl Paula serieus zat te studeren, keek Maud naar filmpjes op YouTube.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Veel mensen gooien hun afval op straat, maar dat is erg slecht voor het milieu.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Veel leerlingen waren maandag onrustig, omdat de schoolfotograaf hen kwam portretteren.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Het is koud buiten, dus draagt Leonie handschoenen op de fiets.

Slide 16 - Question ouverte

Hieronder staan 3 voegwoorden.
Wat is geen voegwoord.
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 17 - Quiz

Wat zijn voegwoorden?
A
tulp, school, hond
B
hij, het, wij
C
de, het, een
D
en, omdat, want

Slide 18 - Quiz

Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord.
Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 19 - Quiz

Wat is GEEN voegwoord?
A
als
B
soms
C
want
D
omdat

Slide 20 - Quiz

Ik vind de Kersttijd altijd fijn, omdat ...
A
... ik ben gek op de lichtjes
B
... ik gek op lichtjes ben.

Slide 21 - Quiz

Quinn ging naar de bioscoop en ...
A
... Marjan met haar vriendin ging winkelen.
B
... Marjan ging met haar vriendin winkelen.

Slide 22 - Quiz

De ganzen kwamen naar ons toe, omdat ...
A
... we ze stukjes brood kwamen voeren.
B
... we kwamen ze stukjes brood voeren.

Slide 23 - Quiz

Yenthe kwam te laat op school, want ...
A
... ze had een lekke band.
B
... ze een lekke band had.

Slide 24 - Quiz

Ik kan correcte samengestelde zinnen schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Aan de slag!

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive