Hoofdstuk 3 Textiel

Textiel Verzorgen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Textiel Verzorgen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
  • Wat betekent textiel
  • De functie van textiel
  • Weet je wat natuurlijke en kunstmatige vezels zijn
  • Kun je de verschillende textielsoorten benoemen
  • Kun je de eigenschappen benoemen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

textiel

Slide 3 - Carte mentale

als jullie het woord textiel zien/horen waar denken jullie dan aan? 

dit doe ik zodat ik de voorkennis van de leerlingen kan activeren. 
Wat betekent textiel?
Textiel betekend geweven stof. 
Textiel wordt gebruikt voor kleding, maar je ziet textiel ook op veel andere plekken terug. Gordijnen, handdoeken, poetsdoekjes en bekleding van een bank zijn hier voorbeelden van.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De functie van textiel
  • Het beschermt tegen kou, warmte en vocht. 

  • Met kleding kun je je uiterlijk aantrekkelijker maken. Met kleding kun je je ook onderscheiden van anderen, denk aan een cultuur of uniform beroepen (politie, arts)

  • Met huishoudtextiel kun je schoonmaken en je hebt natuurlijk ook textiel om in te slapen, zodat je lichaam warm blijft. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent textiel ?

A
Vezels
B
Geweven stof
C
Draden
D
Stof

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt textiel van gemaakt?
Textiel kan gemaakt worden van verschillende materialen, dit noemen we grondstoffen.

Deze zijn te verdelen in :
  • Natuurlijke grondstoffen
  • Kunstmatige grondstoffen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke grondstoffen
Dit zijn materialen uit de natuur. Deze kunnen we in twee groepen verdelen.

  • Plantaardig (katoen van een katoenplant, linnen van een vlasplant)
  • Dierlijk  (wol van een schaap, zijde van een rups)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kunstmatige grondstoffen
Deze worden in een fabriek gemaakt. We noemen dit ook wel synthetische grondstoffen. Ook deze kunnen we in 2 groepen verdelen.

  • Synthetisch (polyester, nylon, acryl en elastaan)
  • Half synthetisch ( viscose)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grondstoffen
Natuurlijk
Kunstmatig
Plantaardig
Dierlijk
Synthetisch
Half synthetisch

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen
Polyamide

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor een textiel maakt de insect op de afbeelding?
A
Katoen
B
Nylon
C
Viscose
D
Zijde

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Etiketten
In ieder kledingstuk zitten etiketten, dat is verplicht, er zijn twee soorten:
Een samenstellingsetiket: op dit etiket kun je lezen uit welke vezels of grondstoffen het textielproduct gemaakt is. 
Een was/behandelingsetiket: geeft aan hoe een textielproduct tijdens het wassen, strijken, drogen en reinigen moet worden behandeld. Het behandelingsetiket is opgebouwd uit symbolen. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het wasproces
Wit bij wit en bont bij bont

Bewaar was op een droge plaats om schimmel te voorkomen.
Bewaar was zo kort mogelijk. Hoe langer vuil op textiel zit, hoe meer het in de vezels kan trekken en hoe moeilijker het te verwijderen is.
Bewaar was op een koele plaats. Het wasgoed gaat minder snel onfris ruiken en bacteriën zullen zich minder snel vermenigvuldigen. 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de eerste stap van het wassen van de was

A
Was voorbereiden
B
Was in de wasmachine doen
C
Was sorteren
D
Het juiste wasmiddel kiezen

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voordat je de was in de wasmachine doet:
A
Vouw je het op
B
Doe je kledingstukken binnenste buiten
C
Droogrekjes klaar zetten
D
Wasmand klaarzetten

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Drogen
Waslijn buiten (voorkeur)
Waslijn binnen
Wasdroger 
Let op ; Ventileer goed bij drogen.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voordeel van de was buiten drogen?
A
De was wordt goed droog zodat je het kan strijken
B
De was wordt schoner door de buitenlucht
C
Je gebruik geen energie en is dus goedkoper dan een droger
D
Je hangt het op en hoeft nergens meer op te letten.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Strijken
Je kunt het vouwen of strijken; hiermee haal je de kreukels uit het textiel, het wordt glad. 
Strijken zorgt er ook voor dat bacteriën gedood worden door de hitte. 
Het etiket geeft aan hoe en hoe warm je het textiel moet strijken.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar let je op bij strijken?
  • Stel het strijkijzer in op de juiste temperatuur.
  • Stel de strijkplank in op de juiste hoogte. 
  • Het textiel moet glad op de strijkplank gelegd worden.
  • Beweeg het strijkijzer langzaam over de stof, zonder druk uit te oefenen.
  • Opdrukkingen en versieringen kunnen smelten onder het strijkijzer, strijk dus op de achterkant. 

Laat na het strijken het strijkijzer eerst afkoelen voordat je het opruimt. 


Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom strijken we?
A
Om kleding glad te maken.
B
Om te ontsmetten.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Moet je al het wasgoed strijken?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions