Farma H11

Midde

Middelen tegen allergische aandoeningen H11
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FarmcotherapieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Midde

Middelen tegen allergische aandoeningen H11

Slide 1 - Diapositive

Sensibilisatie
Lichaamsvreemde stoffen (antigenen) worden onschadelijk gemaakt door antilichamen. Dit is normaliter een nuttige reactie, die infecties kan bestrijden. Daarnaast kan het lichaam bepaalde antigenen herinneren. Bij een volgende blootstelling kan er razendsnel een afweerreactie in gang gezet worden, waardoor iemand niet ziek wordt.

Bij een allergische reactie ontstaat er een abnormaal heftige afweerreactie op een lichaamsvreemde stof. Deze stof wordt dan een allergeen genoemd.

Een overgevoeligheidsreactie ontstaat pas na meerdere keren (twee keer of vaker) in contact te zijn geweest met het allergeen. Het ontstaan van een overgevoeligheidsreactie heet sensibilisatie.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is sensibilisatie?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe ontstaat allergie?

Antilichamen passen precies op een bepaald antigeen en kunnen deze inactiveren. Antilichamen worden na een eerste blootstelling gepresenteerd op een mestcel. Bij een volgende blootstelling 'plakt' het antigeen op het antilichaam en geeft de mestcel door dat er meer antilichamen moeten worden aangemaakt.

Uit de mestcel komen (bij het uiteenvallen) stoffen vrij, zoals histamine en leukotriënen. Deze stoffen kunnen voor klachten als jeuk en benauwdheid zorgen.

Slide 5 - Diapositive

Lichaamsvreemde stoffen worden ook wel                         genoemd
Een lichaamsvreemde stof die een heftige reactie veroorzaakt worden ook wel                    genoemd
Antilichamen presenteren zich op een bepaald type cel:                  
Een allergische reactie ontstaat pas na herhaaldelijk contact met een allergeen                           
Belangrijke mediatoren die betrokken zijn bij allergische reacties zijn leukitriën en                                 
Overgevoeligheid voor een allergeen is erfelijk                
Bij hooikoorts moet je iemand altijd doorverwijzen naar de huisarts         
niet waar
antigenen
mestcellen
niet waar
allergenen
histamine
waar

Slide 6 - Question de remorquage

Klachten
• Licht: loopneus, traanogen, geïrriteerde slijmvliezen, hoest
• Ernstig: benauwdheid, diarree
• Zeer ernstig: uitgebreide huiduitslag, opgezwollen tong, verlaging bloeddruk
• Anafylactische shock: zeer sterke bloeddrukdaling

Slide 7 - Diapositive

Noem 5 soorten allergenen

Slide 8 - Question ouverte

Hooikoorts
huisstofallergie
seizoen gebonden
boom- en graspollen
hele jaar
uitwerpselen
loopneus
niezen
jeuk

Slide 9 - Question de remorquage

Medicatie 
• Histamine afgifte remmende stoffen: 
Werken preventief bij allergische aandoeningen, omdat ze de afgifte van histamine bij het uiteenvallen van de mestcel remmen. Het gebruik heeft alleen zin als de patiënt nog geen klachten heeft.
                                                                                             
Voorbeeld: Cromoglicinezuur
• Antihistaminica :
Remt de afgifte van histamine bij uiteenvallen van de mestcel door blokkeren van de receptoren
Voorbeelden: azelastine,levocabastine ,cetirizine, levocetirizine, loratadine en desloratadine. 
• Corticosteroiden :
Zijn ontstekingsremmend
Voorbeelden: beclometason, budesonide, fluticason en mometason (lokaal). Prednison en prednisolon (oraal). 


Slide 10 - Diapositive

Mevrouw de Wit is naar de huisarts geweest en heeft te horen gekregen dat hooikoorts heeft. Ze gaat naar de apotheek met een recept voor cetirizine tabletten. 

Slide 11 - Diapositive

Wat is NIET waar over hooikoorts?
A
je bent overgevoelig voor stuifmeel van bomen en/of grassen
B
als je voor het eerst in aanraking komt met stuifmeel van bomen heb je direct klachten
C
hooikoorts is een seizoensgebonden allergie

Slide 12 - Quiz

Wat is een goed advies bij hooikoorts?

Slide 13 - Question ouverte

Tot welke geneesmiddelgroep hoort cetirizine?
A
antihistaminica
B
histamine afgifteremmende stoffen
C
corticosteroïden

Slide 14 - Quiz