Deel 2: Persoonlijke hygiëne

1. HUID- EN LICHAAMSHYGIËNE
p. 19
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

1. HUID- EN LICHAAMSHYGIËNE
p. 19

Slide 1 - Diapositive

wat is persoonlijke
hygiëne, volgens jou?

Slide 2 - Carte mentale

Hoe vaak zou je moeten douchen, je kleding verversen, je tanden poetsen of je haren wassen?

Slide 3 - Diapositive

min. 3x per week
 min. 2x per dag
elke dag

Slide 4 - Question de remorquage

Met welk soort hygiëne houden volgende afbeeldingen verband?:
haar- en hoofdbescherming, lichaamshygiëne of handhygiëne?

Slide 5 - Diapositive

 haar- en hoofdbescherming
 lichaamshygiëne
 handhygiëne

Slide 6 - Question de remorquage

Formuleer nu zelf de 5 regels rond hygiëne (haar- en hoofdbescherming, lichaamshygiëne of handhygiëne)
die je herkende in de afbeeldingen in vorige slide!

Slide 7 - Diapositive

5 regels rond hygiëne

Slide 8 - Question ouverte

Wat moet je nog doen met lange haren indien je in de keuken werkt?
A
kort knippen
B
samenbinden
C
kleuren
D
een haarnetje dragen

Slide 9 - Quiz

Was je dagelijks volledig en ververs je kleding en onderkleding (ondergoed) iedere dag.

Verzorg je gebit. Zeker als je contact hebt met gasten zijn een frisse adem en ver­ zorgde tanden nodig. Poets je tanden minstens twee keer per dag.
Je haren was je gemiddeld drie keer per week. Lang haar bind je sa­men. Zo beperk je de kans dat er in of op voedingsproducten haren terecht komen. Je bedekt ze met een hoofddeksel of een haarnetje.

Slide 10 - Diapositive

2. HANDEN EN HANDSCHOENEN
p. 19

Slide 11 - Diapositive


Klopt deze stelling, ja of neen? Het dragen van wegwerphandschoe­nen is nog beter dan vaak je handen wassen.

A
ja, dat klopt.
B
neen, dat klopt niet!

Slide 12 - Quiz

Waarom klopte deze stelling niet, denk je?

Slide 13 - Question ouverte


Nadat je je handen hebt gewassen, waarmee droog je het beste je handen af?

A
met een handdoek
B
met een vaatdoek
C
met een papieren doekje

Slide 14 - Quiz

Hoe was je je handen op de juiste manier in 5 stappen?


Zet de instructies in de juiste volgorde!




Slide 15 - Diapositive

STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
Je wrijft je handen goed in gedurende 15 seconden. Ook de ruimte tussen je vingers, polsen en onderarmen niet vergeten.

Je droogt je handen af met een papieren wegwerpdoek.



Je maakt je handen nat.
Je neemt zeep (geen stuk zeep maar vloeibare zeep uit een dispenser).



Je spoelt grondig je handen.

Slide 16 - Question de remorquage

p. 20
Hoe was je je handen op de juiste manier in 5 stappen?

1. Je maakt je handen nat.
2. Je neemt zeep (geen stuk zeep maar vloeibare zeep uit een dispenser).
3. Je wrijft je handen goed in gedurende 15 seconden. Ook de ruimte tussen je vingers, polsen en onderarmen niet vergeten.
4. Daarna spoel je grondig je handen.
5. Je droogt je handen af met een papieren wegwerpdoek.




Slide 17 - Diapositive

Draag je deze kledingstukken in de keuken of in de zaal? Verbind!

Slide 18 - Diapositive

KEUKEN
ZAAL
GEEN VAN BEIDE

Slide 19 - Question de remorquage

Welke van de twee is de beste keuze?
A
de zwarte koksbuis
B
de witte koksbuis

Slide 20 - Quiz

Waarom is de witte koksbuis (koksvest) de beste keuze, denk je?

Slide 21 - Question ouverte

Waarom draag je best een koksvest met lange mouwen?

Slide 22 - Question ouverte

3. BEROEPSKLEDIJ  
(p. 21) 
Een aantal aandachtspunten als je je beroepskledij draagt:
  • Kleding kan vuil en ziektekiemen binnenbrengen op de werkvloer. In de ruimten waar voedsel bereid en opgediend wordt, mogen enkel personen met aangepaste kleding en schoeisel komen
  • Een witte kleur maakt het vuil zichtbaar.
  • Lange mouwen verhinderen het contact van de huid met de voedingsproducten.
  • Beroepskledij (praktijkkledij) en privékledij houd je van elkaar gescheiden.
  • Je privékledij berg je netjes op in de vestiaire (kleedkamer). Je praktijkkledij (be­roepskledij) neem je na iedere praktijkles mee naar huis om te laten wassen.
  • Je gebruikt het best papieren zakdoeken.
  • De keukenhanddoek gebruik je best enkel om je handen te beschermen tegen de warmte.

Slide 23 - Diapositive

4. HAAR- EN HOOFDBESCHERMING 
(p. 21)

Je haren zijn proper en verzorgd. Je bedekt ze volledig met een haarnetje of hoofddeksel (dit wordt door het schoolreglement zelf bepaald). Dit zorgt ervoor dat je handen niet rechtstreeks in con­tact kunnen komen met je haren of je hoofdhuid. Zo komen er geen schilfers of haren terecht in de voeding.
Lange haren bind je samen. Een snor en/of baard houd je kort en verzorgd.


Slide 24 - Diapositive

Waarom zijn veiligheidsschoenen zo belangrijk in de keuken?

Slide 25 - Question ouverte

Wat voor zolen moeten die veiligheidsschoenen hebben?
A
een witte zool
B
een zwarte zool
C
een antislipzool
D
een leren zool

Slide 26 - Quiz

5. VOETEN EN SCHOEISEL 
(p. 22)

Bij de beroepskledij van elke horecamedewerker horen veiligheidsschoenen. Ze zijn speciaal gemaakt om de voeten te beschermen als er bijvoorbeeld een mes valt.
De antislipzool voorkomt uitglijden.

In de keuken zijn de veiligheidsschoenen meestal wit. Zo zie je gemakkelijk het vuil op de schoenen en kan je dit verwijderen. 
In de zaal is het belangrijk goed zittende en verzorgde schoenen te dragen in een neutrale kleur.


Sportschoenen zijn uit den boze, zowel in de keuken als in de zaal.




Slide 27 - Diapositive

Kijk naar de foto. Werken ze wel of niet
hygiënisch?
A
wel hygiënisch
B
niet hygiënisch

Slide 28 - Quiz

Kijk naar de foto. Werken ze wel of niet
hygiënisch?
A
wel hygiënisch
B
niet hygiënisch

Slide 29 - Quiz

Kijk naar de foto. Werken ze wel of niet
hygiënisch?
A
wel hygiënisch
B
niet hygiënisch

Slide 30 - Quiz

Kijk naar de foto. Werken ze wel of niet
hygiënisch?
A
wel hygiënisch
B
niet hygiënisch

Slide 31 - Quiz

Wat mag je dus niet dragen wanneer je in de keuken met voedsel werkt?

Slide 32 - Question ouverte

6. MAKE-UP, SIERADEN, PARFUM EN KUNSTNAGELS

Je ziet er graag verzorgd en netjes uit. Af en toe horen daar make-­up, sieraden en een vleugje parfum bij. Dit past echter niet in de keuken. Horloges, juwelen en kunstnagels kunnen makkelijk vuil en ziektekiemen verzamelen of zelfs terechtko­men in voedsel.
Zaalmedewerkers mogen een beetje make-­up dragen.
In het schoolreglement staat duidelijk wat kan en niet kan op school.
Ook later in de horecasector of tijdens je stage moet je je aan de regels van het huis houden.


Slide 33 - Diapositive

7. VOORZORGEN BIJ ZIEKTEVERSCHIJNSELEN 

Stel je voor: Je werkt als chef-kok in een restaurant. Wat doe je, denk je, in als je last hebt van volgende symptomen? (zie vragen)
Blijven werken, stoppen met werken of thuisblijven?

Slide 34 - Diapositive

Wat doe je bij:
buikloop (diarree)?
A
blijven werken
B
stoppen met werken
C
thuisblijven

Slide 35 - Quiz

Wat doe je bij:
braakneigingen?

A
blijven werken
B
stoppen met werken
C
thuisblijven

Slide 36 - Quiz

Wat doe je bij:
oorpijn?

A
blijven werken
B
stoppen met werken
C
thuisblijven

Slide 37 - Quiz

Wat doe je bij:
wonde aan de vinger die blijft bloeden?


A
blijven werken
B
stoppen met werken
C
thuisblijven

Slide 38 - Quiz

Wat doe je bij:
hoofdpijn?


A
blijven werken
B
stoppen met werken
C
thuisblijven

Slide 39 - Quiz

p. 23
Als je werkt in de horeca let er dan op dat je in goede gezondheid verkeert:
• Je bent voldoende fit om te werken.
• Je bent niet ziek.
• Je hebt geen aandoening die een probleem kan veroorzaken op het vlak van voedselveiligheid.

Lees de situaties op de volgende slides. Nemen zij de juiste beslissing, ja of neen?

Slide 40 - Diapositive

Je snijdt in je vinger tijdens het snijden van groenten. Pak je het zo goed aan of niet?
A
ja
B
neen

Slide 41 - Quiz

Je bent lichtjes verkouden en snuit je neus. Is dit de juiste manier, ja of neen?
A
ja
B
neen

Slide 42 - Quiz

Je wil even roken tijdens je pauze. Je gaat naar buiten en rookt rustig je sigaretje. Nadien ga je terug aan de slag. Is dit de juiste manier, ja of neen?
A
ja
B
neen

Slide 43 - Quiz

p. 23
Welke voorzorgen kan je treffen?
Heb je diarree of moet je braken? Meld dat dan onmiddellijk aan je leer­ kracht.
Heb je last van een verkoudheid of keelpijn? Gebruik een papieren zakdoek, gooi deze onmiddellijk na gebruik weg. Was je handen na het snuiten van je neus.
Een open wonde bedek je met een waterafstotende blauwe pleister. Door de blauwe kleur kan je de pleister gemakkelijker terugvinden als hij in het voedsel terecht zou komen.
Eten, kauwgom en drinken zijn verboden in de ruimtes waar je met voeding werkt. Ziekteverwekkende bacteriën worden via de handen na contact met mond, lippen, speeksel, overgedragen.
Ook roken is verboden als je werkt met voedsel: door het roken kan voedsel mogelijk via de handen door de lippen besmet worden of kan as terechtkomen in voedsel.

Slide 44 - Diapositive

Lees volgende situaties. Pakken ze het goed aan of niet?

Slide 45 - Diapositive

Jan werkt als chef-kok in brasserie “Den Duvel”. Toen hij vanmorgen opstond, voelde hij zich niet zo goed. Hij heeft last van buikkrampen en net vóór zijn vertrek krijgt hij ernstige buikloop. Hij beslist om toch te gaan werken.
ja, goede beslissing!
neen, foute beslissing!

Slide 46 - Sondage

Fatima werkt als serveerster in een brasserie. Gisteren miste ze haar laatste bus en zat er niks anders op dan te voet huiswaarts te keren. Vandaag gaat ze werken maar tijdens de middagservice heeft ze last van een snotneus en veel hoestbuien. Ze besluit om naar huis te gaan en daar uit te zieken.
ja, goede beslissing!
neen, foute beslissing!

Slide 47 - Sondage

Restaurant “De gouden vork” zit overvol tijdens de lunch. In de keuken kunnen ze bijna niet volgen. Souschef Hilde is druk in de weer met het snijden van de groenten maar snijdt plots in haar vinger. De wonde bloedt hard. Ze spoelt haar vinger af en doet er een blauwe vingerpleister op. De wonde blijft echter bloeden hoewel het bloed niet doorheen de pleister komt. Toch gaat ze verder met het snijden van de groenten.
ja, goede beslissing!
neen, foute beslissing!

Slide 48 - Sondage

Lisa werkt als hulpkelner en voelt zich niet goed tijdens de middagdienst. Terwijl ze een gerecht van de keuken naar de gasten brengt, voelt ze zich misselijk worden. Ze gaat even zitten, drinkt een glas water en wil verder werken maar het misselijk gevoel gaat niet over. Plots loopt ze naar het toilet en geeft over. Ze wast nadien haar handen, gaat terug naar de zaal en vervolgt haar werk.
ja, goede beslissing!
neen, foute beslissing!

Slide 49 - Sondage