Oefentoets H4

Welk soort bedrijven hoort bij de eerste productiefase van een product?
A
Agrarische bedrijven
B
Dienstverlenende bedrijven
C
Industriële bedrijven
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Welk soort bedrijven hoort bij de eerste productiefase van een product?
A
Agrarische bedrijven
B
Dienstverlenende bedrijven
C
Industriële bedrijven

Slide 1 - Quiz

De volgende bedrijven horen thuis in de bedrijfskolom van patat:
1. Groothandel 2.Landbouwer 3. Patatfabriek 4. Snackbar.
In welke volgorde staan ze in de bedrijfskolom?
A
2-1-4-3
B
2-3-1-4
C
2-4-3-1

Slide 2 - Quiz

Welke zin beschrijft een industrieel bedrijf?
A
Lennard verkoopt telefoonhoesjes op de markt.
B
Ricardo houdt kippen die los kunnen lopen. De eieren verkoopt hij.
C
Serdar maakt maatkleding voor kinderen en jongeren.
D
Simone heeft een waterskibaan aan de rand van de stad.

Slide 3 - Quiz

Welke bewering over arbeidsproductiviteit is juist?
A
Door een hogere arbeidsproductiviteit worden de productiekosten lager.
B
Een hogere arbeidsproductiviteit is vooral belangrijk voor dienstverlenende bedrijven.
C
Bedrijven met veel weknemers hebben een hogere arbeidsproductiviteit.

Slide 4 - Quiz

Afval dat apart wordt ingezameld is een voorbeeld van milieuschade.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Zowel consumenten als producenten kunnen milieuschade beperken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Bedrijven kunnen duurzaam produceren door energie te gebruiken die niet kan opraken. Welke energiebronnen gebruiken ze dan?
A
Aardgas en aardolie
B
Aardgas en zonne-energie
C
Aardolie en windenergie
D
Wind- en zonne-energie

Slide 7 - Quiz

Welke van de volgende beschrijvingen is een kenmerk van mechanisatie?
A
Machines worden handmatig ingesteld.
B
Machines nemen het zware werk van mensen over.
C
Machines nemen het menselijk denkwerk over
D
Machines worden door computers aangestuurd.

Slide 8 - Quiz

Bakker Groenteman bakt 90 taarten. De productiekosten bedragen € 189. Bereken de kostprijs per taart.

Slide 9 - Question ouverte

Scheepswerf Ijsselhof bouwt 35 plezierjachten per jaar. De kostprijs per schip is gemiddeld € 37.000. Bereken de totale productiekosten.

Slide 10 - Question ouverte

Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken daalt de kostprijs met 15%. Hoeveel zijn de totale productiekosten per week?

Slide 11 - Question ouverte

Melle heeft een goede maand achter de rug. De opbrengst van zijn bedrijf was in totaal € 23.600. De kosten waren
€ 4.970. Bereken de winst van deze maand.

Slide 12 - Question ouverte

Sopie verkoopt zelfgemaakte sieraden. Ze verkoopt er 32 voor gemiddeld € 7,20 per stuk. Het heeft Sopie € 104 gekost om deze sieraden te maken. Bereken haar winst.

Slide 13 - Question ouverte

De winst van Achmed was vorig jaar € 70.000. Dit jaar komt hij uit op een winst van € 81.900. Met hoeveel procent is zijn winst gestegen?
A
15%
B
17%
C
85%
D
117%

Slide 14 - Quiz

Sybrand heeft voor zijn werk een goede laptop nodig. Daarom koopt hij voor € 1.398 een nieuwe. Hij gaat drie jaar mee. Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 15 - Question ouverte

Christine koopt een nieuwe bedrijfswagen voor
€ 18.960. Ze wil die vier jaar gaan gebruiken. Bereken de afschrijving per maand.

Slide 16 - Question ouverte

Willy heeft voor zijn winkel een nieuwe inrichting gekocht voor € 18.960. De afschrijving per maand is € 395. In hoeveel jaar schrijft Willy de inrichting af?

Slide 17 - Question ouverte