6.3 Afval

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van 6.2?
Herhaling

Slide 2 - Diapositive

Maak de reactievergelijking van fotosynthese kloppend.
+
+
  _______>
Zonlicht
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Glucose

Slide 3 - Question de remorquage

Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
  _______>
Verbranding
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Glucose

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de juiste cel naar de voedselkringloop.
Consumenten
Reducenten
Producenten
Afvaleters

Slide 5 - Question de remorquage

Noteer de kringloop van fotosynthese en verbranding, door de woorden naar de juiste plaats te slepen. 
Zuurstof
Water
Koolstofdioxide
Glucose

Slide 6 - Question de remorquage

Wanneer de melkkoeien buiten komen staan ze vaak op eentonige weilanden te grazen. Waar is dit een voorbeeld van?
A
Monocultuur
B
Intensieve akkerbouw
C
Intensieve veeteelt en intensieve akkerbouw
D
Monocultuur en intensieve veeteelt

Slide 7 - Quiz

Een gemengd bedrijf heeft zowel akkerbouw als veeteelt. Welke invloed heeft dit op het gebruik van kunstmest door het bedrijf?
A
Het bedrijf gebruikt minder kunstmest omdat het de mest van de eigen veestapel kan gebruiken voor de akkerbouw.
B
Het bedrijf gebruikt evenveel kunstmest omdat de akkerbouw een monocultuur is en er dus veel mest nodig is.
C
Het bedrijf gebruikt meer kunstmest omdat voor zowel de akkerbouw als voor de veeteelt kunstmest nodig is.

Slide 8 - Quiz

Het woord 'gewasbeschermingsmiddelen' klinkt vriendelijk, maar het gaat hier eigenlijk gewoon om gifstoffen. Wat zijn andere woorden voor gewasbeschemringsmiddelen? Zet het vinkje erbij.
Pesticide
Onkruidverdelger
Bestrijdingsmiddel
Biocide
Herbicide

Slide 9 - Question de remorquage

Wat wordt aan vee gegeven om ze extra te laten groeien, behalve weinig bewegingsruimte?
A
Proteïnedrank
B
Krachtvoer
C
Proteïnedrank en krachtvoer
D
Groeihormonen

Slide 10 - Quiz

In de afbeelding zie je een bestrijdingsmiddel. Dit bestrijdingsmiddel blijft heel lang in de bodem aanwezig.
Is dit middel selectief? En is dit middel biologisch afbreekbaar?
A
Selectief: ja Biologisch afbreekbaar: ja
B
Selectief: ja Biologisch afbreekbaar: nee
C
Selectief: nee Biologisch afbreekbaar: ja
D
Selectief: nee Biologisch afbreekbaar: nee

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Waar hoort welk afval?
Nuttige toepassing
Verbranden
Storten

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive


Wie heeft er gelijk? 
Limei en Lieke bespreken op welke manier drinkwater wordt gemaakt.
Lieke zegt: Drinkwater wordt gemaakt uit oppervlaktewater. Aan dit water worden bacteriën toegevoegd om het te reinigen.
Limei zegt: Drinkwater wordt gemaakt uit grondwater. Dit wordt gefilterd en gezeefd en daarna wordt het behandeld met ultraviolette straling.

A
Alleen Lieke heeft gelijk
B
Alleen Limei heeft gelijk
C
Beide hebben gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Is de energiebron van fossiele afkomst of niet?
Fossiele brandstof
Niet fossiele brandstof
Aardgas
Aardolie
Steenkool
Houtskool
Hout
Kernenergie
Wind

Slide 26 - Question de remorquage


Wie heeft er gelijk? 
Over fossiele brandstoffen worden enkele uitspraken gedaan.
Stavia zegt: “Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt stikstofoxide vrij. Hierdoor wordt het op aarde steeds warmer.”
Marlinde zegt: “De afvalgassen die bij de verbranding vrijkomen, kunnen op warme windstille dagen zorgen voor smog.”

A
Alleen Stavia heeft gelijk
B
Alleen Marlinde heeft gelijk
C
Beide hebben gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive


Verschillende stoffen spelen een rol bij de verzuring. Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke stoffen moeten ingevuld worden op plaats 1 en welke op plaats 2? 
A
1: Zwaveldioxide en stikstofoxide 2: Zwavelzuur en salpeterzuur
B
1: Zwaveldioxide en salpeterzuur 2: Ammoniak
C
1: Zwavelzuur en salpeterzuur 2: Stikstofoxide
D
1: Zwavelzuur en ammoniak 2: Stikstofoxide

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Slide 31 - Diapositive

Het broeikaseffect is ...
A
Onzin, bestaat niet echt!
B
Heeeel slecht!
C
Fijn voor tuinders!
D
Top! Lekker warm!

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Bij verbranding van bijvoorbeeld benzine in een auto ontstaat koolstofdioxide.
Welk nadeel levert de uitstoot van te veel koolstofdioxide op langere termijn op?
A
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide veroorzaakt accumulatie in de voedselketen.
B
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide veroorzaakt overbemesting van de bodem.
C
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide versterkt het broeikaseffect.

Slide 40 - Quiz

Welke van de volgende verschijnselen zijn de oorzaak van het versterkte broeikaseffect? Let op: meerdere antwoorden zijn juist. 
De hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht stijgt.
Het waterpeil van de Noordzee is gestegen.
In Nederland regent het steeds vaker.
Steeds meer mensen op aarde gebruiken energie.
1
2
4
3

Slide 41 - Question de remorquage

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het steeds warmer wordt
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde

Slide 42 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?
6.3 Afval

Slide 43 - Carte mentale

Slide 44 - Diapositive

Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Sondage

Slide 46 - Diapositive