9.4 Ziek

§9.4 - Ziek
Lezen: 9.4
Maken: Opdrachten van 9.4 (1 tm 25) + nakijken
( zie studiewijzer)
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§9.4 - Ziek
Lezen: 9.4
Maken: Opdrachten van 9.4 (1 tm 25) + nakijken
( zie studiewijzer)

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Opening

  • Uitleg

  • Klassikale afsluiting
  • Huiswerk volgende les

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen op welke manier je besmet kan worden en weet welke rol bacteriën en virussen hierin spelen.
  • Je kan de werking van witte bloedcellen uitleggen en benoemen waar zij ontstaan.
  • Je kent de functie van koorts en kan uitleggen wat de oorzaak is van een hoge temperatuur.
  • Je kan uitleggen op welke twee manieren je immuun kan worden.
  • Je kan uitleggen wanneer orgaantransplantatie nodig is en welke gevaren hierbij op de loer liggen.

Slide 3 - Diapositive

Herhaling vorige lessen
9.1 -> Leefstijl, genotmiddelen, drugs, alcohol, roken en blowen
9.2 -> Processen in je lichaam constant houden, glucoseregeling, lever, nieren.
9.3 -> Bouw van de huid, op temperatuur blijven, bescherming, (huid)kanker. 
Zijn er vragen over deze onderwerpen? 

Slide 4 - Diapositive

Hoe heet de huidlaag waarin zich zweet-en talkliertjes, spiertjes, bloedvaten en zintuigen bevinden?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Onderhuidsbindweefsel
D
Kiemlaag

Slide 5 - Quiz

Welk bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij bloedstolling?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 6 - Quiz

Hoe heet de stof in een sigaret die ervoor zorgt dat je conditie achteruit gaat?
A
Koolstofmonoxide
B
Teer
C
Nicotine
D
Glycerine

Slide 7 - Quiz

Welk hormoon zorgt ervoor dat glycogeen weer omgezet wordt in glucose?
A
Melatonine
B
Insuline
C
Glucagon
D
Dopamine

Slide 8 - Quiz

Ziekteverwekkers?

Slide 9 - Carte mentale

Hoe word je ziek?
Micro-organismen: ziekmakende bact., schimmels, virussen
Bacteriën - kunnen giftige stoffen afgeven en ontstekingen veroorzaken (bv longontsteking, ontstoken wondje)
Schimmels - kunnen ook giftige stoffen afgeven
Virussen - dringen cellen binnen. 
Daar vermeerderen ze zichzelf -> 
Cel vol met virus gaat stuk -> griep, Corona

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Besmetting
  • Door de lucht, aanraking of via een wondje
  • Incubatietijd: wel besmet, nog geen symptomen
  • Verkoudheid- verkoudheidsvirus neus, mond, keel -> slijmvliezen zwellen - loopneus, hoesten, niezen -> druppels met virus in lucht 
  • Griepvirus - verspreiding zelfde. Maar, hele lichaam ziek. Koorts, spierpijn, hoofdpijn. Kan 2 weken duren.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Diagnose
Vaststelling welke ziekte je hebt, naar aanleiding van omschrijving van klachten/symptomen. 
Prognose
Er wordt vertelt hoe de ziekte en het herstel zal verlopen. 

Slide 14 - Diapositive

Wie kunnen de regeling van de celkern overnemen, vermeerderen en vervolgens de cel kapotmaken?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Virussen
D
Alledrie

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je het beeld van alle ziekteverschijnselen?

Slide 16 - Question ouverte

Hoe noem je het als een arts vast stelt welke ziekte je hebt?

Slide 17 - Question ouverte

Sleep de juiste antwoorden naar de zinnen links. Er is steeds maar eentje goed.
Je krijgt longontsteking door een..
Deze ziekteverwekker maakt..
Hij vermeert zich in je lichaam door
bacterie
virus
celdeling
vermeerderen in lichaamscellen
giftige stoffen
cellen kapot

Slide 18 - Question de remorquage

Hoe herkent je lichaam ziekteverwekkers?
Alle cellen hebben eiwitten op het celmembraan = antigenen

Je lichaam herkent welke van jou zijn (lichaamseigen) en welke dus niet (lichaamsvreemd). 

Slide 19 - Diapositive


Er dringt een kinkhoest bacterie je lichaam binnen. Jouw cellen hebben dezelfde antigenen (herkenningseiwitten) als de lichaamscellen in bron 5.

Welke vorm van antigenen zullen de bacteriën NIET hebben?
A
B
C

Slide 20 - Quiz

Je kunt uitleggen welke 2 typen witte bloedcellen er zijn en op welke manier zij ziekteverwekkers bestrijden.

Slide 21 - Diapositive

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 1
Twee soorten witte bloedcellen:
Type 1 - neemt bacterien op en verteert ze (ook wel vreetcellen genoemd) -> afb. hiernaast 
Type 2 - maakt een stofje (=antistof) die aan de antigenen van de ziekteverwekker blijft plakken zodat hij onschadelijk wordt.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 2
  1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam.
  2. Witte bloedcel type 2 maakt een antistof (blauw) die precies past bij de antigenen (rood) van de ziekteverwekker.
  3. Deze witte bloedcellen type 2 gaan zich snel delen en samen heel veel antistof maken.
  4. De antistof koppelt aan de antigenen van de ziekteverwekker en schakelt hem uit.
  5. Witte bloedcel type 1 vreet de uitgeschakelde ziekteverwekker op.

Slide 24 - Diapositive

Zoveel soorten antigenen en antistoffen
Ieder soort bacterie of ziekteverwekker heeft een uniek type antigeen (herkenningseiwit).

Dat betekent dat voor ieder type antigeen een apart soort antistof gemaakt moet worden.

(sleutel-slot principe)

Slide 25 - Diapositive

antigeen = gemeen
antistof = tof

ezelsbruggetje

Slide 26 - Diapositive

Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.

Slide 27 - Diapositive

Immuun -
actieve immunisatie
  • Ziekteverwekkers dood? -> meeste witte bloedcellen ook dood, blijven paar over:  de geheugencellen
  • 2e keer met dezelfde ziekteverwekker besmet? ->geheugencellen herkennen de antigenen -> maken enorm snel antistoffen -> voordat je ziek kan worden, ziekteverwekkers al dood.

  • kan ook met vaccin
    (verzwakt ziekteverwekker) 

Slide 28 - Diapositive

Immuun -
passieve immunisatie
Seruminjectie - prik met antistoffen tegen ziekteverwekker. Snel immuun - korte tijd. 
Passieve immunisatie: niet zelf de antistoffen gemaakt. 

Slide 29 - Diapositive

Je raakt besmet met pneumokokken, een bacterie waar je longontsteking van krijgt. Welke antistof is dan het meest geschikt?
A
B
C
D

Slide 30 - Quiz


Voor het functioneren van het afweersysteem is het belangrijk dat witte bloedcellen ziekteverwekkers kunnen herkennen.
Waaraan herkennen witte bloedcellen ziekteverwekkers?
A
aan antigenen
B
aan antistoffen
C
aan antigenen en antistoffen

Slide 31 - Quiz


Twee mensen raken besmet met het waterpokken virus. De één heeft als kind al waterpokken gehad, de ander nog nooit.
Welke lijn hoort bij de persoon die nog nooit waterpokken heeft gehad?
A
lijn A
B
lijn B

Slide 32 - Quiz

Je wordt ingespoten met een verzwakt virus. Dit is een .......
A
actieve kunstmatige immunisatie
B
actieve natuurlijke immunisatie
C
passieve kunstmatige immunisatie
D
passieve natuurlijke immunisatie

Slide 33 - Quiz

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 34 - Quiz

Orgaantransplantatie

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Wanneer schakel je de afweer uit? 
Chronische ziekte: Ziekte die nooit meer over gaat
bv astma, suikerziekte, nierziekten
Orgaan steeds slechter werken? -> orgaantransplantatie
= orgaan van iemand anders. 
Donor = de 'weggever' 

Slide 37 - Diapositive

Orgaanafstoting 
Afweer: 
op cellen donororgaan zitten lichaamsvreemde antigenen -> ontvanger (witte bl.c) maakt antistoffen tegen antigenen -> cellen donororgaan vernietigd = orgaanafstoting

Slide 38 - Diapositive

Afweerremmers: voorkomen dat witte bloedcellen minder/geen antistoffen maken tegen donororgaan.
Kans op afstoting kleiner als antigenen (eiwitten op cellen) van donor en ontvanger op elkaar lijken.

Donorregister
formulier waarop je aangeeft of je na je dood een orgaan wilt afstaan. 

Slide 39 - Diapositive

Wat is een donor?
A
Iemand die een orgaan wil kopen.
B
Iemand die een orgaan moet hebben.
C
Iemand die geld doneert aan het donorregister.
D
Iemand die een orgaan wil afstaan.

Slide 40 - Quiz

Beschrijf hoe afstoting bij orgaantransplantatie zo veel mogelijk wordt voorkomen.

Slide 41 - Question ouverte

Zijn er vragen? 

Slide 42 - Diapositive

Noem vier begrippen uit deze les en leg ze uit.

Slide 43 - Question ouverte

Einde les. Dank!
Huiswerk = 9.4 lezen/maken. 

Slide 44 - Diapositive