3.3. Geld lenen kost geld

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen voor deze les
  • Welke redenen kun je hebben om geld te lenen
  • Wat het gevolg is van inflatie voor je spaargeld

  • Berekening rentebedrag =  Bedrag/100*rentepercentage
  • Rente per maand = Rentebedrag/12* aantal maanden

Slide 2 - Diapositive

Jij hebt €1.570 op de bank.
Je krijgt 1,7% rente per jaar.
Hoeveel rente heb jij na 7 maanden verdiend?

Slide 3 - Carte mentale

Noem 2 redenen waarom je geld zou kunnen lenen

Slide 4 - Question ouverte

Jij hebt €2.300 op de bank.
Je krijgt 2,3% rente per jaar.
Hoeveel rente heb jij na 10 maanden verdiend?

Slide 5 - Carte mentale

Terugbetaling van de lening
  • Maandtermijn
  • Aflossing (terugbetalen van geleende geld)
  • Rente (vergoeding voor het gebruiken van het geld)

Slide 6 - Diapositive

Kredietkosten
 * Hoe bereken je de kredietkosten:
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening = kredietkosten
* Alles wat je meer terug betaald dan je hebt geleend

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Je leent een bedrag van 3.000 euro en je betaald dit in 2jr terug.
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening = kredietkosten

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
Je leent een bedrag van 3.000 euro en je betaald dit in 2jr terug.
Hoeveel zijn de kredietkosten?

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
2 jaar => 12 x 2 = 24 maanden
24 x 138,34 = 3.320,16 - 3.000 ,00 = 320,16 aan kredietkosten

Slide 10 - Diapositive

Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz


Tess leent €3000 en kiest voor een looptijd van drie jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€97
B
€492
C
€3000
D
€3492

Slide 12 - Quiz

Wat zijn kredietkosten?
A
Het bedrag dat je hebt geleend
B
alles wat je meer terugbetaalt dan je hebt geleend
C
rente + aflossing

Slide 13 - Quiz

Kredietkosten =
(aantal termijnen × termijnbedrag) – leenbedrag​


A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Zelf aan de slag


Gebruik de rest van de les om 
3.4  te maken 
Bladzijde 82
3

Slide 15 - Diapositive