Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Programma
- Lezen
- oefenen woorden 3.5
- Theorie uitleggen blz 170
-Aan het werk
- Huiswerk H3.3 opdr 2,4,5,6,7
Slide 1 - Diapositive
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Ik weet na deze les:
- De betekenis van tegenstellingen.
- Ik ken de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf.
Ik weet wat voor en achtervoegsels zijn.
Slide 4 - Diapositive
oefenen van de woorden
Lees de woordenlijst van 3.3 op je I-Pad of in je lesboek op blz 165
de een noemt het woord
de ander probeert de betekenis te zeggen
dan andersom
Slide 5 - Diapositive
tegenstellingen
Woorden die het tegengestelde of bijna tegengestelde betekenen, zijn tegenstellingen van elkaar.
Slide 6 - Diapositive
schrijf een tegenstelling op.
Slide 7 - Question ouverte
Huiswerk
Huiswerk H3.5 opdr 2,4,5,6
Slide 8 - Diapositive
deel 2
Slide 9 - Diapositive
Voorvoegsels
Slide 10 - Diapositive
Wat is een voorvoegsel?
een stukje dat altijd het hetzelfde betekent in combinatie met een ander woord.
Hierdoor begrijp je wat het woord betekent.
Slide 11 - Diapositive
https:
Slide 12 - Lien
wat is het voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand
Slide 13 - Quiz
Waarom is dit een voorvoegsel?
A
gezwam/ geklets zijn voltooid deelwoorden
B
oeverloos is een achtervoegsel
C
mis...betekent verkeerd, ook in mishandeling
D
verstand heeft te maken met begrijpen
Slide 14 - Quiz
Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
soepgroente
B
minibus
C
pizzabroodje
D
vloertegel
Slide 15 - Quiz
Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
extra
B
hoekschop
C
zwartrijder
D
interland
Slide 16 - Quiz
voorvoegsels?
Slide 17 - Carte mentale
Achtervoegsels!
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden. Bijvoorbeeld: Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo. Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.