havo 4 beco - bedrijf starten H3 (1)

Wat zijn kosten?
1 / 31
suivant
Slide 1: Question ouverte
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat zijn kosten?

Slide 1 - Question ouverte

Agenda
Vandaag = herhaling hoofdstuk 3

Lesdoelen: 
- Je weet wat het verschil is tussen kosten en uitgaven.
- Je kunt de kosten over een bepaalde periode berekenen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 3.1
Een ondernemer sluit op 1 augustus 2017 een vijfjarig contract af voor de huur van een pand. Afgesproken wordt dat de huur steeds op het einde van de maand betaald wordt, voor het eerst op 31 augustus 2017.  De huur bedraagt per maand € 5.000.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Maken opdracht 3.1

5 minuten de tijd
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Hoe groot is de betalingsverplichting die ontstaat op 31 augustus 2017

Slide 8 - Question ouverte

Hoe groot is de betaling die gedaan wordt op 31 augustus 2017

Slide 9 - Question ouverte

Hoe groot zijn de huurkosten per maand?

Slide 10 - Question ouverte

Bereken de huurkosten voor 2017

Slide 11 - Question ouverte

Bereken de huurkosten van 2018

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Kostensoorten
  1. De kosten van vermogen
  2. De kosten van grond
  3. De kosten van arbeid
  4. De kostn van diensten derden
  5. Inkoopwaarde omzet (= kosten verkochte producten)
  6. Kosten van duurzame productiemiddelen
  7. Kostprijs verhogende belastingen

Slide 18 - Diapositive

Wat is GEEN kostprijsverhogende belasting?
A
Motorrijtuigenbelasting
B
Belasting toegevoegde waarde (btw)
C
Milieuheffing
D
Invoerrechten

Slide 19 - Quiz

Kosten van vermogen zijn ...
A
Afschrijvingskosten
B
Huurkosten
C
Interestkosten
D
Loonkosten

Slide 20 - Quiz

Kosten van duurzame productiemiddelen zijn ...
A
Afschrijvingskosten
B
Huurkosten
C
Interestkosten
D
Loonkosten

Slide 21 - Quiz

Kosten van arbeid zijn ...
A
Afschrijvingskosten
B
Huurkosten
C
Interestkosten
D
Loonkosten

Slide 22 - Quiz

Kosten van diensten van derden zijn ...
A
Invoerrechten
B
Onderhoudskosten
C
Interestkosten
D
Provisie bank

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Inkoop 100 printers a € 250 per stuk
Verkoop 25 printers a € 400 per stuk
Bereken de inkoopwaarde van de omzet

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Wat is het verschil tussen kosten en uitgaven?

Slide 31 - Question ouverte