Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
T
OefenToets licht
Slide 1 - Diapositive
Twee lichtbronnen zijn de maan en een gloeilamp. Welke van deze twee is een directe lichtbron?
A
Alleen de Maan
B
Alleen de Gloeilamp
C
Beide
D
Geen
Slide 2 - Quiz
Een voorwerp dat licht weerkaatst geeft indirect licht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Zien wij de maan door direct of indirect licht?
A
Direct
B
Indirect
C
Een beetje van allebei
Slide 4 - Quiz
Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quiz
Wat gebeurt er met de schaduw als het voorwerp verder van de muur komt in het lamplicht
A
de schaduw wordt groter
B
de schaduw wordt kleiner
C
de schaduw blijft even groot
Slide 6 - Quiz
Een schaduw is het gebied waar licht niet kan komen
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
De schaduw word groter als
A
als de lamp meer licht geeft
B
als je naar de lamp toe loopt.
C
als de lamp dichter bij jou komt te staan.
D
als je van de lamp weg loopt.
Slide 8 - Quiz
Als een voorwerp ver van een lichtbron staat, heb je dan een grote of kleine schaduw
A
grote schaduw
B
kleine schaduw
C
maakt niets uit
Slide 9 - Quiz
Wat veroorzaakt het verschijnsel van een zonsverduistering?
A
Schaduw van de zon
B
Schaduw van de maan
C
Schaduw van de aarde
D
Heeft niks met schaduw te maken
Slide 10 - Quiz
Waar is de schaduw het donkerst
A
Tussen B en C
B
Tussen A en B
C
Tussen C en D
D
Tussen B en D
Slide 11 - Quiz
In de foto zie je de schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht. Wat voor schaduw is er bij 1 ?
A
Halfschaduw
B
Kernschaduw
Slide 12 - Quiz
Een spiegelbeeld is een virtueel beeld. Wat betekent ‘virtueel beeld’?
A
Het beeld bestaat alleen in de spiegel.
B
Het beeld is gelijk aan de werkelijkheid.
C
Het beeld is verkleind en staat op zijn kop.
D
Het beeld is zichtbaar op een scherm.
Slide 13 - Quiz
Wat is diffuse weerkaatsing?
A
Een lichtbundel wordt in alle richtingen weerkaatst.
B
Een lichtbundel wordt in één richting weerkaatst.
C
Een lichtbundel wordt loodrecht weerkaatst.
Slide 14 - Quiz
Welke bewering over een prisma is waar?
A
Een prisma wordt ook wel een spectrum genoemd.
B
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
C
Een prisma splitst het zonlicht in verschillende kleuren.
D
Een prisma werkt op zonne-energie.
Slide 15 - Quiz
Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"
Slide 16 - Quiz
welke tekening geeft de spiegelwet juist weer?
A
.
B
.
C
.
D
.
Slide 17 - Quiz
Welke apparaten maken gebruik van ultraviolette straling?
A
afstandsbedieningen en alarminstallaties
B
afstandsbedieningen en blacklights in discotheken
C
zonnebanken en apparaten voor de behandeling van sportblessures
D
zonnebanken en blacklights in discotheken
Slide 18 - Quiz
Zonlicht schijnt op een grasveld. Welke kleur heeft het licht dat naar het oog wordt weerkaatst?
A
rood
B
geel
C
blauw
D
groen
Slide 19 - Quiz
Erik komt met een geel shirt naar school. In het lokaal wordt een proefje gedaan met gekleurd licht. Er is alleen een lamp aan die zuiver geel licht uitstraalt. Welke kleur lijkt het shirt nu te hebben?
A
Geel
B
Oranje
C
Zwart
D
Rood
Slide 20 - Quiz
Welke bewering over infraroodstraling (ir) en ultraviolette straling (uv) is goed?
A
Een koud voorwerp zendt veel uv-straling uit.
B
Een warm voorwerp zendt veel ir-straling uit.
C
Je huid verbrandt door te veel ir-straling.
D
Uv-straling wordt door de ozonlaag voor een groot deel tegengehouden.
Slide 21 - Quiz
De letterlijke betekenis van infrarood is:
A
lichtrood.
B
naast het rood.
C
voor het rood.
D
voorbij het rood.
Slide 22 - Quiz
wit licht schijnt op de Nederlandse vlag. Hoe zien wij de kleuren?
A
zwart, wit, blauw
B
rood, wit blauw
C
rood, blauw, blauw
D
zwart, blauw, blauw
Slide 23 - Quiz
blauw licht schijnt op de Nederlandse vlag. Hoe zien wij de kleuren?
A
zwart, wit, blauw
B
rood, wit blauw
C
rood, blauw, blauw
D
zwart, blauw, blauw
Slide 24 - Quiz
Waarom word je bruiner of verbrand je sneller in de sneeuw?