4H Nova herhaling H3 (voorkennis H1, H2)

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

H3:

BINDINGEN

We hebben 23,2 kg aluminium. Bereken hoeveel mol dit is. Geef je antwoord in de juiste significantie. Geef formule en berekening.

Uit hoofdstuk 2

Rekenschema (boek blz. 46, fig. 7):

Waarbij         = dichtheid (Binas 10, 11, 12)
                  M   = molaire massa (Binas 98,99) (in u)
                  N   = getal van Avogadro (Binas 7), ongeveer 6,022·10²³
                  n    = hoeveelheid stof in mol                                Let op de eenheden!!

m = 23,2 kg = 23200 g
M = 26,98 g/mol
n = m:M =23200:26,98=860 mol

Zet de stoffen in de juiste kolom

moleculaire stof

metaal

zout

Fe₂O₃

CO

O₂

ZnI₂

S₈

Ba

Cd

Soorten stoffen

Bij het smelten van een moleculaire stof worden altijd

1. atoombindingen verbroken
2. dipool-dipoolbindingen verbroken
3. ionbindingen verbroken
4. vanderwaalsbindingen verbroken

Soorten stoffen

en bindingen

Een positief ion kan ontstaan wanneer

1. een atoom een proton op neemt
2. een atoom een elektron op neemt
3. een atoom een proton af staat
4. een atoom een elektron af staat

Een ion is

1. een molecuul met een lading
2. een geladen stof
3. een atoom met een lading
4. een elektron

Een gesmolten zout kan wel/geen stroom geleiden omdat het ...

1. wel, geladen ionen heeft die vrij bewegen
2. geen ,geen geladen deeltjes heeft
3. wel, vrije elektronen bevat
4. geen, geen bewegende deeltjes heeft

octaan is een

C₈H₁₈ (l)

1. moleculaire stof en oplosbaar in water
2. zout en oplosbaar in water
3. moleculaire stof en niet oplosbaar in water
4. zout en niet oplosbaar in water

ethanol is een

C₂H₅OH (l)

1. moleculaire stof en oplosbaar in water
2. zout en oplosbaar in water
3. moleculaire stof en niet oplosbaar in water
4. zout en niet oplosbaar in water

Een juiste structuurformule voor koolstofdioxide is

1. O-C-O
2. O=C=O
3. C=O=C
4. C-O-C

Wat is niet waar?
Ethanol,

C₂H₅OH (l)

1. kan waterstofbruggen vormen
2. is hydrofoob
3. is een dipoolmolecuul
4. bevat geladen deeltjes

Fosfor heeft covalentie

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Covalentie

Het aantal bindingen dat een

atoom aangaat hangt af van de

plek in het PS.

Streven naar

edelgasconfiguratie

Geef de naam voor

P₂Cl₅

1. fosforchloride
2. fosfortetrachloride
3. difosfortetrachloride
4. difosforpentachloride

De formule voor zwavelhexafluoride is

1. 
2. 
3. 
4. 

Het aantal elektronen dat betrokken
is bij de atoombindingen in een
molecuul ethanol is:

C₂H₆O

1. 7
2. 9
3. 14
4. 26

Bekijk de volgende stellingen:
I. Stoffen die NH of OH groepen hebben, kunnen waterstofbruggen vormen.
II. OH en NH groepen hebben polaire bindingen

1. I en II zijn beide juist
2. Alleen I is juist
3. Alleen II is juist
4. I en II zijn beide onjuist

Goed leren

Goed oefenen

Succes met je toets!