§7.4 - Relaties

Welkom

• Weektaak
• Leerdoelen



• Uitleg
• Aan de slag
  

Weektaak

- Lezen §7.4 (voorafgaand aan de les)

- Mindmap maken (tip/advies), mag je laten controleren

- Maken opdrachten §7.4 (thuis/KWT)

Ivm de uitgevallen lessen is §7.5 naar volgende week verschoven.

Terugblik

Veel oefenvragen over de voorgaande paragrafen. 

Wat is het verschil tussen een biotische en een abiotische factor?

Wat is geen voorbeeld van een abiotische factor?

1. Regen
2. Ziekteverwekkers
3. Temperatuur
4. Grondsoort

https:

Geef de definitie van een tolerantiegebied.

In een ecosysteem leven 2 soorten, bij soort 1 is het tolerantiegebied groter bij een bepaalde abiotische factor als die van soort 2, wat betekent dit?

Organismen zoals een wolf worden in de biologie benoemd bij een wetenschappelijke naam, geef aan waarom dit gebeurd, uit welke twee delen zo'n naam bestaat en waarom het in die volgorde wordt gezet.

Geef de juiste volgorde van het systeem van ordening, van klein naar groot.

Geslacht

Soort

Organisme

Orde

Familie

Vanuit mijn jagershut heb ik binnen één vierkante kilometer 12 herten, 44 reigers en 4 wilde zwijnen gespot. De populatie grootte is dus 60

1. Waar
2. Niet waar

Stel; De draagkracht van de Veluwe bedraagt 25 paarden, alleen de populatiegrootte is over 25 paarden gestegen.
Geef aan wat mogelijke gevolgen kunnen zijn van dit voorval.

De plant alsemambrosia is nieuw ontdekt in Nederland, na onderzoek is gebleken dat de plant vanuit Amerika over is gekomen. Door snelle ...... en weinig ..... neemt de populatie snel toe, in dit geval te snel, de plant is een ......

1. Celdeling, fotosynthese, plaag
2. Levenscyclus, sterfte, monocultuur
3. Ongeslachtelijke voortplanting, sterfte, plaag
4. Voortplanting, crepering, plaag

Door het klimaat is het voor een aantal organismen en planten zoals de kikker, libelle en lelie niet meer mogelijk om hun gebied te leven en komen ze daar dus niet meer voor.
Hierdoor ontstaat een afname van de ...... binnen dat gebied. Geef antwoord met behulp van de tekst hierboven.

Van welke vorm van Symbiose is hier sprake? Leg uit.

Van welke vorm van Symbiose is hier sprake? Leg uit.

Van welke vorm van Symbiose is hier sprake?
Leg uit.

Waarover wil je nog graag uitleg tot nu toe?

Leerdoelen 7.4 Relaties

Leerdoelen:

- Je leert welke relaties er zijn tussen organismen in hun leefomgeving.

Mimicry, camouflage, habitat, niche, schuil- en nestplaatsen, voedselconcurrenten, voedselrelatie, predator-prooirelatie, prooidierpopulatie, predatorpopulatie, dynamisch evenwicht, verstoring​

- Je leert wat de samenhang is tussen verschillende leefomgevingen.

Organisatieniveaus: systeem Aarde (biosfeer), ecosysteem, levensgemeenschap, populatie en migratie 

(Voedsel)relaties

1. Competitie (concurrentie)

2. Predatie-prooirelatie

3. Symbiose (mutualisme, commensalisme, parasitisme, epifytisme)

      Competitie (concurrentie)

Habitat = leefomgeving met specifieke biotische factoren en abiotische factoren.

Niche/nis = de rol die een soort/populatie in een ecosysteem inneemt.

Competitie --> bij een (gedeeltelijke) overlap van een niche!

Predator-prooirelatie

1. Predatorpopulatie geeft kleinere aantallen weer.

2. Prooipopulatie piek ligt altijd iets voor de predatorpopulatie piek

Beide populaties --> schommelen rondom dynamisch evenwicht --> Binas 93D2 | Bron 13

Opdracht

Lees de volgende tekst door, noteer tussen welke soorten voedselconcurrentie (-competitie) voorkomt.

Hoewel iedere korstmos een eigen wetenschappelijke naam heeft, is het eigenlijk geen soort. Een korstmos is een symbiose tussen een als en een schimmel. De alg vormt glucose en geeft dat als voedsel aan de schimmel. De schimmel geeft in ruil daarvoor nutriënten aan de alg.

a) Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
b) Verklaar dat korstmossen vooral op de zuidwesten van boomstammen te vinden zijn.

Licht toe dat de predatorpopulatie bij een dynamisch evenwicht veel kleiner is dan de prooipopulatie.

Bestudeer bron 13 (blz. 252). Verklaar de toe- en afnames van de mijt en de roofmijt.

1. Noem iets wat je hebt geleerd na deze les
2. Noem iets wat je nog niet helemaal snapt aan deze les