Gatentekstvragen

Gatentekstvragen
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Gatentekstvragen

Slide 1 - Diapositive

Stappenplan
  1. Oriënterend lezen
  2. Lees de gegeven antwoordmogelijkheden. Zorg dat je weet wat ze betekenen!
  3. Streep de alinea's aan die je lezen moet
  4.   Lees de aangestreepte tekst
  5. Markeer de signaalwoorden 
  6. Zie je een signaalwoord in de aangestreepte tekst? Lees dan de zin ervoor en de zin erachter.
  7. Geen signaalwoorden in de tekst? Lees dan tot het gat + nog 1 zin.
    Die zin geeft je het antwoord -> wat staat er in die zin? Zoek daar een passend antwoord bij.
  8. Kies je antwoord. 

Slide 2 - Diapositive

Wat nou als je er niet uitkomt?

  • Kijk naar de grote lijn: positieve woorden / negatieve woorden. 
  • Tegenstellingen in de antwoorden?  Bijvoorbeeld:
    a) groot
    b) koud
    c) leuk
    d) klein
  • Dan is het één van de tegenstellingen  
  • Gok op de grote lijn 

Slide 3 - Diapositive

Read tekst 1 page 33
  1. Oriënterend lezen 
  2. Waar gaat de tekst over? (bepaal de grote lijn)
  3. We gaan vraag 1, 5, 6, 7, 8 samen doen
  4. Lees de aangestreepte tekst
  5. Markeer de signaalwoorden
  6. Zie je een signaalwoord in de aangestreepte tekst? Lees dan de zin ervoor en de zin erachter.
  7. Geen signaalwoorden in de tekst? Lees dan tot het gat + nog 1 zin.
  8. Die zin geeft je het antwoord -> wat staat er in die zin? Zoek daar een passend antwoord bij.
  9. Kies je antwoord. 

Slide 4 - Diapositive

Read tekst 1 page 33
  1. Oriënterend lezen 
  2. Waar gaat de tekst over? (bepaal de grote lijn) - Jonathan Ive - Apple - ....
  3. We gaan vraag 1, 5, 6, 7, 8 samen doen 
  4. Lees de aangestreepte tekst - Lees par. 2, 6, 7, 8, 9
  5. Markeer de signaalwoorden
  6. Zie je een signaalwoord in de aangestreepte tekst? Lees dan de zin ervoor en de zin erachter.
  7. Geen signaalwoorden in de tekst? Lees dan tot het gat + nog 1 zin.
  8. Die zin geeft je het antwoord -> wat staat er in die zin? Zoek daar een passend antwoord bij.
  9. Kies je antwoord. 

Slide 5 - Diapositive

Vraag 1 
Welk woord past het best bij __1__ in alinea 2?

A. Apple
B. His business plans
C. His private life
D. Marketing 


Slide 6 - Diapositive

Vraag 1 
Welk woord past het best bij __1__ in alinea 2?

A. Apple
B. His business plans
C. His private life
D. Marketing 


Talking about design (JOB) is what he DOES like. The word BUT implies a contradiction therefor answer C is the only appropriate answer (only personal option)

Slide 7 - Diapositive

Vraag 5
Kies bij __5__ in alinea 6 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden

A According to
B After
C In addition to
D Without 

Slide 8 - Diapositive

Vraag 5
Kies bij __5__ in alinea 6 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden

A According to
B After
C In addition to
D Without 
Neg: pre-interview warnings
Pos: Jonathan is a pleasant person
oorzaak/gevolg in place here. After all is a signal word for oorzaak/gevolg

Slide 9 - Diapositive

Vraag 6 
Kies bij __6__ in alinea 7 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden:

A Achieve
B Bear in mind
C Believe in
D understand 

Slide 10 - Diapositive

Vraag 6 
Kies bij __6__ in alinea 7 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden:

A Achieve
B Bear in mind
C Believe in
D understand 
BUT indicates a tegenstelling with ''It's a simple goal to articulate''. Achieve is the only possible answer
(iets zeggen v.s. het ook waar maken/bereiken)

Slide 11 - Diapositive

Vraag 7
Kies bij __7__ in alinea 8 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden:

A to become cheaper
B to get better
C to get more complicated
D to present a new challenge

Slide 12 - Diapositive

Vraag 7
Kies bij __7__ in alinea 8 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden:

A to become cheaper
B to get better
C to get more complicated
D to present a new challenge

The highlighted sentence in the text presents a positive development. Answer B is the only answer that indicates a generally positive vibe

Slide 13 - Diapositive