Toets Thema 1 Verbranding en ademhaling Havo 2 Versie 1

Toets Thema 1 Verbranding en Ademhaling Havo 2

Thema 1 Verbranding en ademhaling 
BS 1 t/m 6, 8 en leren onderzoeken
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Toets Thema 1 Verbranding en Ademhaling Havo 2

Thema 1 Verbranding en ademhaling 
BS 1 t/m 6, 8 en leren onderzoeken

Slide 1 - Diapositive

Planning van vandaag
- Regels
- Oefenen voor het PW
- Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Regels
- Wil je iets vragen, Steek je hand op
- Is de docent aan het woord, is de klas stil!
- Schrijf belangrijke dingen voor jezelf op
- Niet schreeuwen door de klas

Slide 3 - Diapositive

Een schaatser die zich flink inspant, haalt adem door zijn mond.
Welk voordeel heeft die schaatser van het feit dat hij door de mond ademt en niet door de neus?

Slide 4 - Question ouverte

De lucht in een schaatshal is koud en droog. Bij inademing door de mond worden de slijmvliezen geprikkeld en wordt er extra slijm gevormd. De schaatser gaat dan hoesten. Dit wordt het ‘schaatskuchje’ genoemd. Tijdens het hoesten trekken de buikspieren zich krachtig samen.

Gaat het middenrif dan omhoog of omlaag?

Slide 5 - Question ouverte


In welk onderdeel van de cel gebeurt de afbraak van glucose?

Slide 6 - Question ouverte

Noem twee dingen die je kunt doen om je luchtwegen gezond te houden.

Slide 7 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding.
Hoe komt het dat de kaars uitgaat?

Slide 8 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding.
Zal het kalkwater in pot P troebel worden?
Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Question ouverte

Hoe heten de ademhalingsorganen van een honingbij?

Slide 10 - Question ouverte

Hoe vindt de ademhaling plaats bij een amoebe?

Slide 11 - Question ouverte


Bekijk de tabel in de afbeelding. 
Wat is het longvolume van Jens na een 
maximale inademing?

Slide 12 - Question ouverte


Dolfijnen kunnen lang onder water blijven. Wanneer een dolfijn weer bovenkomt, ademt hij uit door het spuitgat boven op de kop. 
Bevat de lucht die door het spuitgat wordt uitgeademd meer of minder koolstofdioxide dan de ingeademde lucht? 
Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Question ouverte

Leg uit dat veel koudbloedige dieren een winterslaap houden.

Slide 14 - Question ouverte

Hoe komt het dat je warm wordt als je hardloopt?

Slide 15 - Question ouverte


Bekijk de afbeelding. 
Deze dieren zijn ongeveer even groot.
Een egel houdt een winterslaap; een eekhoorn niet. 
Welk(e) van beide dieren heeft in de winter de meeste energie nodig? Leg je antwoord uit. 

Slide 16 - Question ouverte


Twee leerlingen bespreken met elkaar het voordeel van deze bouw van de longen voor de ademhaling van een dolfijn, vergeleken met die van een mens.
Nadia zegt: ‘Door deze bouw kan het bloed van een dolfijn sneller koolstofdioxide afgeven in de longen.’ 
 Carry zegt: ‘Door deze bouw kan een dolfijn naar verhouding meer lucht inademen.’  
Wie heeft of wie hebben gelijk? 

Slide 17 - Question ouverte

Hieronder is de verbranding in je lichaam schematisch weergegeven.
1 + glucose > water + 2 + energie

Wat moet er op 1 en 2 ingevuld worden?

Slide 18 - Question ouverte

De slokdarm kan afgesloten worden door het strotklepje.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz


Door een gifstof is iemand volledig verlamd. De ademhaling wordt op gang gehouden door een longmachine. Daar ligt het slachtoffer met de borstholte in, zie afbeelding 1. Er wordt steeds lucht uit de longmachine gezogen en daarna wordt er weer lucht in de machine geperst.

Als de lucht uit de longmachine wordt gezogen, dan ademt het slachtoffer in.   
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Iemand die allergisch is voor het stuifmeel van grassen heeft vooral in het voorjaar last van hooikoorts
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz


Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen. 
Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats dan bij rustig lopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Uitgeademde lucht bevat minder stikstof dan ingeademde lucht.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Bladgroenkorrels zetten koolstofdioxide en water om in glucose.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Smog is luchtvervuiling die vooral bestaat uit bacteriën en virussen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Bij hooikoorts kan het slijmvlies in de luchtwegen opzwellen door een ontsteking.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Helder kalkwater is een indicator voor zuurstof.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Een goudvis is een koudbloedig dier.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz




Kaarsvet speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol? 


A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat vet als verbrandingsproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt vet verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in vet.

Slide 29 - Quiz


Bekijk de afbeelding. 
Welk van beide dieren is in staat in de winter een actief leven te leiden?
En in welk van beide dieren vindt in de winter de meeste verbranding plaats?


A
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
B
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.
C
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
D
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.

Slide 30 - Quiz


Bekijk de afbeelding. 
Welke van deze beweringen is, of welke zijn juist?
Bewering 1: Verlaging van de omgevingstemperatuur van 19 ºC naar 13 ºC remt de stofwisseling van pissebedden.
Bewering 2: Bij een mens zou de grafieklijn bij 19 ºC lager dan die van 13 ºC liggen.

 


A
Geen van beide beweringen.
B
Alleen bewering 1.
C
Alleen bewering 2.
D
De beweringen 1 en 2.

Slide 31 - Quiz


Bekijk de afbeelding. Welke twee figuren geven de stand weer na een inademing?


A
Figuur 1 en 3.
B
Figuur 1 en 4.
C
Figuur 2 en 3.
D
Figuur 2 en 4.

Slide 32 - Quiz


 Welk verband bestaat er bij de mens tussen uitademing en beweging van het middenrif?

A
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omlaag.
B
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omhoog.
C
Het middenrif gaat omlaag; daardoor stroomt lucht naar buiten.
D
Het middenrif gaat omhoog; daardoor stroomt lucht naar buiten

Slide 33 - Quiz



Bij welke adembeweging beweegt de buikwand naar voren?


A
Bij inademing door middel van ribademhaling.
B
Bij inademing door middel van middenrifademhaling.
C
Bij uitademing door middel van ribademhaling.
D
Bij uitademing door middel van middenrifademhaling.

Slide 34 - Quiz


Drie leerlingen geven hun mening over het neusslijmvlies.
 Lia zegt: ‘De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies vochtig gemaakt.’
 Nico zegt: ‘De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies opgewarmd.’
 Sara zegt: ‘Geurstoffen in de lucht worden via cellen in het slijmvlies
 waargenomen.’
Welke leerlingen hebben gelijk?


A
Alleen Lia en Nico.
B
Alleen Lia en Sara.
C
Alleen Nico en Sara.
D
Lia, Nico en Sara.

Slide 35 - Quiz

Bij welke van de volgende activiteiten vindt de meeste verbranding plaats?
A
Golf spelen
B
Lesgeven
C
Tennissen
D
Zitten

Slide 36 - Quiz


Een hooikoortspatiënt is allergisch voor bepaalde deeltjes die in de lucht
 kunnen voorkomen.  In de lucht komen onder andere voor:
 1 bacteriën;
 2 stuifmeelkorrels van naaldbomen;
 3 fijngewreven uitwerpselen van huisstofmijten.
Voor welk(e) van deze deeltjes is een hooikoortspatiënt vooral allergisch?

A
Alleen voor 2.
B
Alleen voor 3.
C
Voor 2 en 3.
D
Voor 1, 2 en 3.

Slide 37 - Quiz


Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Bij een auto komt koolstofdioxide vrij en bij een mens ook.’ Ellen zegt: ‘Bij een auto kan de verbranding stoppen, bijvoorbeeld als de motor uit is. Bij de mens gaat de verbranding ook door als hij slaapt.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?


A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 38 - Quiz


Bekijk de afbeelding.
 Pim zegt: ‘Bij een auto is niet meer brandstof nodig als hij harder gaat. Bij de mens wel.’
 Ellen zegt: ‘Bij een auto wordt dezelfde brandstof gebruikt als bij de mens.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?





A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 39 - Quiz


Lucht bevat onder andere koolstofdioxide, stikstof en zuurstof.
Welk(e) van deze gassen stroomt (stromen) vanuit de longblaasjes de luchtpijptakjes in tijdens het uitademen? 



A
Alleen koolstofdioxide.
B
Alleen koolstofdioxide en stikstof.
C
Alleen zuurstof.
D
Koolstofdioxide, zuurstof en stikstof.

Slide 40 - Quiz

Wat is de functie van de neusharen?
A
Het keuren van de binnenstromende lucht
B
Het opvangen van stofdeeltjes.
C
Het produceren van slijm.
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte

Slide 41 - Quiz

   Einde toets

Slide 42 - Diapositive