herhaling spelling

herhaling spelling
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

herhaling spelling

Slide 1 - Diapositive

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
Ik wil skeeleren maar mijn vriend heeft geen zin.
B
Ik wil skeeleren, maar mijn vriend heeft geen zin.
C
ik wil skeeleren, maar mijn vriend heeft geen zin

Slide 2 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
Marloes zegt: 'morgen heb ik een teamvergadering.'
B
marloes zegt: 'morgen heb ik een teamvergadering.'
C
Marloes zegt: 'Morgen heb ik een teamvergadering.'

Slide 3 - Quiz

Wat is goed geschreven? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
De leraar schreeuwde: "Houd je mond!"
B
De leraar schreeuwde: "houd je mond"
C
De Leraar schreeuwde: "Houd je mond!"
D
De leraar schreeuwde "Houd je mond!"

Slide 4 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
"Denk je dat hij nog komt" Vroeg Alicia.
B
"Denk je dat nog komt? vroeg Alicia.
C
"Denk je dat hij nog komt," vroeg Alicia.
D
"Denk je dat hij nog komt?" vroeg Alicia.

Slide 5 - Quiz

Wat is goed geschreven? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
's Morgens spreken we een uur lang engels.
B
's Morgens spreken we een uur lang Engels.
C
s' Morgens spreken we een uur lang Engels.
D
'S morgens spreken we een uur lang Engels.

Slide 6 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eiffeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eiffeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eiffeltoren.

Slide 7 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 8 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Rodewijn
B
Rode wijn

Slide 10 - Quiz

Aan elkaar of los?


A
Coronavirus
B
Corona virus

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 12 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
kennis maakte
B
kennismaakte

Slide 13 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 14 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Politie auto
B
Politieauto

Slide 15 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène

Slide 16 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 17 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
tussen door
B
tussendoor

Slide 18 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 19 - Quiz

Tussenletters
A
stationklok
B
stationsklok

Slide 20 - Quiz

Tussenletters
A
Stoeledans
B
Stoelendans

Slide 21 - Quiz

Tussenletters
A
Reuzeleuk
B
Reuzenleuk

Slide 22 - Quiz

Tussenletter
A
hogenschool
B
hogeschool

Slide 23 - Quiz

Tussenletters
A
Zonnesteek
B
Zonnensteek

Slide 24 - Quiz

Tussenletters
A
Dorpstraat
B
Dorpsstraat

Slide 25 - Quiz

Tussenletters
A
hondeweer
B
hondenweer

Slide 26 - Quiz

Tussenletters

A
Tarwebrood
B
Tarwenbrood

Slide 27 - Quiz

Tussenletters
A
Spinneweb
B
Spinnenweb

Slide 28 - Quiz

tussenletter
A
rijstenpap en stekeblind
B
rijstenpap en stekenblind
C
rijstepap en stekenblind
D
rijstepap en stekeblind

Slide 29 - Quiz