Les 49 Tekstverbanden en signaalwoorden.

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom
Vertellen over vakantie
1. Terugblik vorige les
2. Doel
3. Uitleg: tekstverbanden en signaalwoorden
4. Aan de slag
5. Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Welkom terug!

Slide 3 - Diapositive

Hoe was jouw voorjaarsvakantie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Wat heb je deze vakantie gedaan?

Slide 5 - Carte mentale

Was er iets niet leuk in de vakantie wat je wel graag wilt vertellen?

Slide 6 - Question ouverte

Heb je behoefte aan een individueel mentorgesprek?
Ja
Nee

Slide 7 - Sondage

Herhaling Les 48:
Waar let je op als je je tekst nakijkt?

Slide 8 - Carte mentale

Herschrijf onderstaande zin:
we hopen dat de cake goed gelukt.

Slide 9 - Question ouverte

Uitleg
We hopen dat de cake goed gelukt is.


- Hoofdletter moest er nog bij.
- Zin was nog niet compleet. Het voltooid deelwoord 'gelukt' had nog een hulpwerkwoord nodig: 'is'. 

Slide 10 - Diapositive

De bakker doet meel, boter, twee eieren en melk in .....
A
Het recept
B
Het beslag
C
De smaak
D
Het ingrediënt

Slide 11 - Quiz

Volgens ..... moet er 200 gram suiker worden toegevoegd.
A
Het beslag
B
de buitenstaander
C
de smaak
D
het recept

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Welke tekst lees makkelijker?
Tekst 1: zonder signaalwoorden
Tekst 2: met signaalwoorden

Slide 16 - Sondage

Slide 17 - Diapositive

Noteer het signaalwoord:
Vandaag moest ik een presentatie geven en daarna was ik vrij. (T1)

Slide 18 - Question ouverte

Uitleg
Vandaag moest ik een presentatie geven en daarna was ik vrij.

Signaalwoord - Tijd.
Je leest namelijk de volgorde waarin dingen gebeuren: presentatie geven, vrije tijd. 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Vul het juiste signaalwoord in:
Voor atletiek moet je ten eerste hard kunnen lopen en ..... moet je sterk zijn.
A
Maar
B
Daarnaast
C
Ten tweede
D
Anderzijds

Slide 22 - Quiz

Uitleg
Voor atletiek moet je ten eerste hard kunnen lopen en ten tweede moet je sterk zijn.



Signaalwoord opsomming.

Slide 23 - Diapositive

Nee, ik ben niet boos. ......: ik ben blij dat je het hebt gezegd.
A
Voordat
B
Integendeel
C
Bovendien
D
Daarnaast

Slide 24 - Quiz

Uitleg
Nee, ik ben niet boos. Integendeel: ik ben blij dat je het hebt gezegd.

Signaalwoord- tegenstelling.


Slide 25 - Diapositive

Zelfstandig werken
Eerst
Les 49 maak vraag 1 t/m 12, blz. 102 en 103. 
Hoe?
Lees nog een keer de uitleg op blz. 102
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar? 
Stillezen of verder met de werkbladen.

Slide 26 - Diapositive