Van Encomienda tot Industriële Revolutie




Van Encomienda tot Industriële Revolutie
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeHBOBeroepsopleidingStudiejaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon




Van Encomienda tot Industriële Revolutie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was het doel van het Encomienda-systeem?
A
Het verhandelen van goederen met de inheemse bevolking in Amerika
B
Het veroveren van land in Amerika
C
Het beschermen van de inheemse bevolking in Amerika
D
Het bekeren van de inheemse bevolking tot het Christendom

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is repartimiento?
A
Een systeem waarbij Spaanse kolonisten in Amerika de inheemse bevolking dwongen om voor hen te werken, maar hen wel een salaris moesten betalen.
B
Een religieus festival dat door de inheemse bevolking werd gevierd.
C
Een feest in het koloniale Amerika.
D
Een systeem waarbij inheemse volkeren werden gedwongen om hun land aan Spaanse kolonisten af te staan.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn Latifundia?
A
Grote landgoederen beheerd door Romeinse elite
B
Kleine woonhuizen in Rome
C
Romeinse tempels
D
Kleine boerderijen voor de armen

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was sociale stratificatie in oud Athene?
A
Een systeem waarbij de bevolking van Athene was verdeeld in verschillende klassen op basis van leeftijd en geslacht.
B
Een systeem waarbij de bevolking van Athene was verdeeld in verschillende klassen op basis van rijkdom en afkomst.
C
Een systeem waarbij de bevolking van Athene was verdeeld in verschillende klassen op basis van beroep en vaardigheden.
D
Een systeem waarbij de bevolking van Athene was verdeeld in verschillende klassen op basis van religie en etniciteit.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de Great Divide?
A
Een term die de economische kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden aanduidt.
B
Een term die de culturele kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden aanduidt.
C
Een term die de geografische kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden aanduidt.
D
Een term die de politieke kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden aanduidt.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was de 'neolithische revolutie'?
A
Een periode in de menselijke geschiedenis waarin de overgang werd gemaakt van een samenleving van jagers-verzamelaars naar een agrarische samenleving.
B
Een periode in de menselijke geschiedenis waarin de overgang werd gemaakt van een agrarische samenleving naar een nomadische samenleving.
C
Een periode in de menselijke geschiedenis waarin de overgang werd gemaakt van een agrarische samenleving naar een industriële samenleving.
D
Een periode in de menselijke geschiedenis waarin de overgang werd gemaakt van een samenleving van herders naar een agrarische samenleving.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is 'tempeleconomie'?
A
Een economisch systeem waarbij heiligdommen en tempels een centrale rol speelden in de productie en distributie van goederen.
B
Een economisch systeem waarbij goederen worden geproduceerd en gedistribueerd door de overheid.
C
Een economisch systeem waarbij boeren de productie en distributie van goederen regelen.
D
Een economisch systeem waarbij handelaren de productie en distributie van goederen regelen.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent sedentair?
A
Een samenleving waarin mensen voortdurend verhuizen.
B
Een samenleving waarin mensen enkel in tenten wonen.
C
Een samenleving waarin mensen zich enkel bezighouden met landbouw.
D
Een samenleving waarin mensen permanent vestigen op één plek.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een gilde?
A
Een organisatie van ambachtslieden en handelaren.
B
Een politieke partij.
C
Een groep van reizende handelaren.
D
Een religieuze organisatie.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een redistributie-economie?
A
Een economisch systeem waarbij goederen en diensten werden verzameld en vervolgens opnieuw werden verdeeld onder de leden van de gemeenschap.
B
Een economisch systeem waarbij goederen en diensten werden verhandeld tussen verschillende gemeenschappen.
C
Een systeem waarbij verschillende mensen binnen een gemeenschap verschillende taken en rollen hadden om te zorgen voor de voedselproductie en andere basisbehoeften.
D
Een economisch systeem waarbij goederen en diensten werden geproduceerd voor de export.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is arbeidsdeling in de prehistorie?
A
Een systeem waarbij mensen in een gemeenschap allemaal dezelfde taken en rollen hadden.
B
Een systeem waarbij verschillende mensen binnen een gemeenschap verschillende taken en rollen hadden om te zorgen voor de voedselproductie en andere basisbehoeften.
C
Een economisch systeem waarbij goederen en diensten werden verhandeld tussen verschillende gemeenschappen.
D
Een economisch systeem waarbij goederen en diensten werden verzameld en vervolgens opnieuw werden verdeeld onder de leden van de gemeenschap.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat bepaalt de productie en distributie van goederen en diensten in een markteconomie?
A
Religieuze voorschriften
B
Tradities en gewoonten
C
Overheidsbeslissingen
D
Vraag en aanbod op een vrije markt

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke economische activiteiten waren belangrijk in een agrarisch-stedelijke samenleving?
A
Landbouw en handel
B
Industrie en technologie
C
Onderwijs en wetenschap
D
Kunst en cultuur

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een patriciër?
A
Een lid van de Romeinse elite die rijkdom en macht had op basis van hun afkomst en bezit van land.
B
Een lid van de Romeinse elite die rijkdom en macht had op basis van hun beroep.
C
Een lid van de Romeinse elite die rijkdom en macht had op basis van hun politieke positie.
D
Een lid van de Romeinse elite die rijkdom en macht had op basis van hun religie.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geldeconomie?
A
Een economisch systeem waarbij goederen en diensten worden geruild zonder geld.
B
Een economisch systeem waarbij diensten worden geruild zonder geld.
C
Een economisch systeem waarbij geld wordt gebruikt als ruilmiddel.
D
Een economisch systeem waarbij alleen goud wordt gebruikt als ruilmiddel.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer begon de industriële revolutie?
A
20e eeuw
B
18e eeuw
C
17e eeuw
D
19e eeuw

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een standensamenleving?
A
Een samenleving waarin de bevolking verdeeld is in verschillende standen op basis van sociale en economische status.
B
Een samenleving waarin alleen de rijken mogen stemmen.
C
Een samenleving waarin iedereen gelijk is.
D
Een samenleving waarin de adel de macht heeft.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was het doel van het handelskapitalisme?
A
Goederen produceren
B
Winst maken
C
Arbeiders beschermen
D
Een religieuze boodschap verspreiden

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent de term 'Proletariër'?
A
Een persoon die alleen kan overleven door diefstal.
B
Een ambachtsman die zijn eigen bedrijf heeft.
C
Een welvarende burger die veel eigendom bezit.
D
Een arbeider zonder eigendom die zijn arbeid moet verkopen om te overleven.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wisbordje
Teken een kaart van de driehoekshandel met de transatlantische slavenhandel daarin. maak duidelijk wat verhandeld werd

Slide 21 - Diapositive

Leg uit wat de industriële revolutie was en hoe het de economische systemen van die tijd veranderde.
Wisbordje
Teken een kaart van de driehoekshandel met de transatlantische slavenhandel daarin. maak duidelijk wat verhandeld werd

Slide 22 - Diapositive

Leg uit wat de industriële revolutie was en hoe het de economische systemen van die tijd veranderde.
Wisbordje
Hoe zag de sociale hierarchie van de Atheense samenleving eruit?

Slide 23 - Diapositive

Leg uit wat de industriële revolutie was en hoe het de economische systemen van die tijd veranderde.
Wisbordje
Hoe zag de sociale hierarchie van de Romeinse samenleving eruit?

Slide 24 - Diapositive

Leg uit wat de industriële revolutie was en hoe het de economische systemen van die tijd veranderde.
Wisbordje
Welke sociale groepen vond je terug in de Middeleeuwse stad Amsterdam?

Slide 25 - Diapositive

Leg uit wat de industriële revolutie was en hoe het de economische systemen van die tijd veranderde.
Wisbordje
Hoe zag het bestuurd van Amsterdam er in de Middeleeuwen uit?

Slide 26 - Diapositive

Leg uit wat de industriële revolutie was en hoe het de economische systemen van die tijd veranderde.
Uruk
Waarom past Uruk goed in de tijd van jagers en verzamelaars, maar niet zo goed in de tijde van steden en staten? Beiden hebben immers de opkomst en bloei van steden als kenmerk.

Slide 27 - Diapositive

Leg uit wat handelskapitalisme is en hoe het verschilde van eerdere economische systemen.
horigheid, lijfeigenschap en slavernij
Hoe zou je horigheid en lijfeigenschap in de Middeleeuwen vergelijken met slavernij in de Oudheid en in de Vroegmoderne Tijd?. Maak gebruik van de begrippen hofstelsel, slaveneconomie en transatlantische handel.

Slide 28 - Diapositive

Leg uit wat mercantilisme is en hoe het zich ontwikkelde in Europa.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 29 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 30 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 31 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.