2htvtb: week 23 les 2 cursus 5 §14 betrekkelijk voornaamwoord

week 23 les 2- 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen

  • Uitleg § 14 betrekkelijk voornaamwoord

  • Oefenen § 14
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

week 23 les 2- 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen

  • Uitleg § 14 betrekkelijk voornaamwoord

  • Oefenen § 14

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Ik kan betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
De e-mails die ik voor Nederlands moest schrijven.
Waar verwijst 'die' naar?
Het schrift dat ik van de docent heb gekregen.
Waar verwijst 'dat' naar?
Dominique had de hele dag buiten gespeeld, wat ze echt heerlijk vond.
Waar verwijst 'wat' naar?



Slide 3 - Diapositive

Betrekkelijk 
voornaamwoord
  • Het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat, het antecedent.
  • De bekendste betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.

Slide 4 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
1.  Die verwijst naar de-woorden.
2. Dat verwijst naar het-woorden.
3. Wat verwijst naar:
  • een overtreffende trap na ‘het’:
       - Het noorderlicht is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
  • 'vage' woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig:
        - Alles wat op de site staat, is uit voorraad leverbaar.
  • een hele zin of een deel van een zin:
       - Max is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.


Slide 5 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
4.  Voorzetsel + wie verwijst naar een persoon (van wie, door wie, voor wie etc.)


       - Tessa, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili. 

Let op: dus niet met waar + voorzetsel: waarover, waarvoor enz.

Slide 6 - Diapositive

Ingesloten antecedent

  • Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.

  • Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.

  • Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 7 - Diapositive

Betr.vnw m.i.a.  
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: 

Wat = dat wat of Wie = degene die 

Wat je zegt ben je zelf. - Dat wat je zegt ben je zelf.
 
Wie dat zegt, begrijpt het niet. - Degene die zoiets zegt, begrijpt het niet. 

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld...

Slide 9 - Diapositive

Verschil?
  • De woorden die en dat kunnen zowel betrekkelijk voornaamwoord als aanwijzend voornaamwoord zijn. 

  • Die kast is mooi.
  • De kast die daar staat is te koop.

  • Een aanwijzend voornaamwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord
  • Het betrekkelijk voornaamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord.




Slide 10 - Diapositive

Zelf oefenen
Wat: Maak van cursus  5  10 Voegwoord opdr. 1 t/m 4 p. 224-225 af en maak § 14 betrekkelijk voornaamwoord opdr. 1 t/m 5 p. 232-233.
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met betrekkelijk voornaamwoord en voegwoord
Klaar?
werk verder aan je brief
timer
15:00

Slide 11 - Diapositive