Van ruilen komt huilen

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar denk jij aan bij het zien van het plaatje ?

Slide 2 - Carte mentale

Doel van de les 


Door middel van het lezen van een tekst leer je:

  • Het stappenplan voor- tijdens en na het lezen gebruiken.

  • Vragen te maken die terugkomen bij de Cito-toets

Slide 3 - Diapositive

Lees de tekst: onderstreep de moeilijke woorden

Slide 4 - Diapositive

Ik heb aan het einde van de les ... antwoorden goed
06

Slide 5 - Sondage

Wat is het moeilijkste woord dat je bent tegengekomen?

Slide 6 - Question ouverte

'.......of het mensenkind net zo mooi is als het hare (alinea 1.)
'.......of het mensenkind net zo mooi is als het hare (alinea 1.) verwijst 'het haren"?
A: Naar de boer en de boerin.
                 B: Naar het kind van de trollenmoeder

Slide 7 - Diapositive

Door welk woord 'verbijsterd' (alinea 3) vervangen?
A: Verbaasd
          B: Vol medelijden
      C: Gefrustreerd
D: Bedroefd

Slide 8 - Diapositive

Welke vergelijking ontdek je in  (alinea 5)?
   A: Het trollenkind heeft scherpe tanden en het mensenkind niet
B: Haar, zo ruw als een varkensborstel.
C: De boer bekijkt het kind niet zo goed.
D: De boer begrijpt wel wat er gebeurd is

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Welk oorzaak-gevolg-structuur tref je aan in (alinea 6).
A: Het wordt donker....het trollenkind gaat huilen
B: De boerin heeft haar kind niet goed vastgehouden...ze zitten nu in de ellende.
C: De boerin klimt op haar paard....ze hoort het trollenkind huilen

Slide 11 - Diapositive

voorbeeld oorzaak en gevolg

Slide 12 - Diapositive

Welk kopje zou je het best boven alinea 8 kunnen plaatsen
A: Samen naar de markt
B: Een zware tocht
C: Een boze boer
D: De list

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wat is een conclusie
A
Bevinding
B
Antwoord
C
Alinea
D
Tekst

Slide 15 - Quiz

Welke conclusie wordt er in (alinea 10) getrokken
A: In de omtrek wonen genoeg mensen, die kunnen helpen klussen
B: de mensen uit het dorp zijn opmerkzaam.
C: Het trollenkind heeft met dorre takken gesleept....het trollenkind heeft de brand aangestoken
D: Dat staat gedeeltelijk niet in de tekst.

Slide 16 - Diapositive

Is de conclusie uit vraag 21 juist?
A: Ja
B: Nee
C: Gedeeltelijk
D: Dat staat niet in de tekst.

Slide 17 - Diapositive

Wie hebben de trollen vrijgelaten?

A: Het trollenkind
B: Het mensenkind
C: Haar man.
D: Haar boerderij

Slide 18 - Diapositive

Het moraal is een boodschap

Slide 19 - Diapositive

Hoe kun je de  'moraal' van dit verhaal het beste omschrijven
A: De man en vrouw komen toch bij elkaar terug.
B: Het mensenkind is gered.
C: Als je goed bent voor anderen, zijn ze dat ook voor jou.
D: Houd je kind stevig vast, als je op een paard rijdt.

Slide 20 - Diapositive

Deze tekst is een
A: overtuigende tekst
B: Instruerende tekst.
C: Informatieve tekst.
D: Verhalende tekst.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive