20. Thema 3, week 2, les 5 instructie - woorden met een trema

Hoe noem je dit teken op de e?
A
koppelteken
B
trema
C
accent aigu
D
accent grave
1 / 48
suivant
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoe noem je dit teken op de e?
A
koppelteken
B
trema
C
accent aigu
D
accent grave

Slide 1 - Quiz

Welk woord met een trema ken jij?

Slide 2 - Question ouverte

Wat staat er?
  • ruine
  •  reunie
  • Australie
  • Indie
  • geimporteerd
  • pinguin

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

lesdoel
Ik leer wanneer je een trema gebruikt en hoe je de woorden met een trema goed schrijft.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat geeft een trema aan?
A
Vrolijkheid in het woord
B
Een nieuwe klankgroep
C
Dat je de letter anders uit moet spreken

Slide 7 - Quiz


A
mozaiek
B
mozaïek

Slide 8 - Quiz


A
poezie
B
poëzie

Slide 9 - Quiz


A
hygiene
B
hygiëne

Slide 10 - Quiz


A
Australie
B
Australië

Slide 11 - Quiz

Trema?
tatoeage
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Trema?
dieet
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Trema?
varieren
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Trema?
Indier
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Staat er -ee aan het eind van een woord?


Maak het meervoud door –ën achter het woord te zetten.

moskeeën

feeën

reeën

zeeën

ideeën


Slide 17 - Diapositive


Slide 18 - Question ouverte

maak er meervoud van:
fee

Slide 19 - Question ouverte

maak er meervoud van:
idee

Slide 20 - Question ouverte

Heeft dit woord een trema nodig?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Schrijf het woord met een trema.

Slide 22 - Question ouverte

Heeft dit woord een trema nodig?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Heeft dit woord een trema nodig?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Schrijf het woord met een trema.

Slide 25 - Question ouverte

Welke woorden krijgen
in het meervoud
een trema?

Woorden die eindigen op:
-ie of -ee
en waarbij het meervoud NIET op een -s eindigt.



knie - knieën            

moskee - moskeeën

Slide 26 - Diapositive

Schrijf het woord met een trema.

Slide 27 - Question ouverte

Heeft dit woord een trema nodig?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Heeft dit woord een trema nodig?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz


Slide 30 - Question ouverte


Slide 31 - Question ouverte


Slide 32 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
werelzee

Slide 33 - Question ouverte

Welk woord is goed gespeld?
A
vacuüm
B
vacüum
C
vacuum
D
vakuüm

Slide 34 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
ruine
B
ruïne
C
ruwiene

Slide 35 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
pinguïn
B
pinguin
C
pinkwin

Slide 36 - Quiz

De klemtoon bepaalt.....
Als de klemtoon op het laatste stukje van het woord valt, komt er in het meervoud -ën achter het grondwoord.
Voorbeeld: melodie - melodieën

Als de klemtoon NIET op het laatste stukje van het woord valt, komt er in het meervoud een trema op de laatste -e van het grondwoord en komt er alleen een -n achter.
Voorbeeld: olie - oliën

Slide 37 - Diapositive

Klemtoon?????
- Lettergreep waar de nadruk op ligt.

- Roep het woord. De nadruk ligt op de klankgroep die je langer maakt.

Kleeeeeeeeemtoon eten!!
of : Klemtooooooooon eten!!

Slide 38 - Diapositive

Voorbeeld 1:
bacterie

Je hoort dat het laatste stukje van het woord NIET langer gemaakt wordt. 
Dus schrijf je het meervoud met een trema op de laatste -e en alleen -n erachter:
bacteriën

Slide 39 - Diapositive

Voorbeeld 2
fantasie 

Je hoort dat het laatste stukje van het woord langer gemaakt wordt.
Dus schrijf je het meervoud door -ën achter het grondwoord te zetten.
fantasieën

Slide 40 - Diapositive

Trema?
financien
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Op welk deel van het woord valt de klemtoon?
TIP: roep het woord
A
COMputer
B
comPUter
C
compuTER

Slide 42 - Quiz

Op welk deel van het woord valt de klemtoon?
TIP: roep het woord
A
Olifant
B
oLIfant
C
oliFANT

Slide 43 - Quiz

En dan nu bij een woord dat
een trema krijgt in het meervoud:
Op welk deel van het woord valt de klemtoon?
TIP: roep het woord
A
KOlonie
B
koLOnie
C
koloNIE

Slide 44 - Quiz

Hoe schrijf je dus het meervoud van kolonie?
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 45 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste plek!

Slide 46 - Question de remorquage

Slide 47 - Vidéo

spelling
Thema 3
week 2 
les 5 instructie




alle opgaven
15 x plussen

Slide 48 - Diapositive