2023_week12_2mh_les1_werkwoorden met stam op -d en -t

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen de woordjes van Lektion 1, 2, 3 blz. 44-45 schrijven

Slide 2 - Diapositive

Wörter schreiben und abfragen
Schrijf de woordjes van Lektion 1, 2, 3 blz. 44-45
van NL-DU en DU-NL herhaaldelijk op


timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Was machen wir heute?
  • Wörter schreiben und abfragen
  • KL-opdracht Erinnerung
  • Erklärung werkwoorden met de stam op -d en -t
  • An die Arbeit
  • Wörter BINGO
  • Abschluss/ Hausaufgaben

Slide 4 - Diapositive

Lernziel

- aan het einde van de les kan je voor het Duitse werkwoord reden tenminste 3 vormen benoemen voor 3 persoonlijke voornaamwoorden, doordat je aantekeningen en opdrachten hebt gemaakt.

Slide 5 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
Wat is de basisregel voor het vervoegen van Duitse werkwoorden?

Slide 6 - Diapositive

De uitgangen van het werkwoord wohnen
wohnen- en = stam
ich              wohn 
du               wohn 
er/sie/es     wohn 

wir              wohn 
ihr               wohn 
sie               wohn 
Sie              wohn 
  • e
  • st
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en

Slide 7 - Diapositive

De uitgangen van het werkwoord heißen
heißen- en = stam
ich              heiß 
du               heiß 
er/sie/es     heiß 

wir              heiß 
ihr               heiß 
sie               heiß 
Sie              heiß 
  • e
  • t
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en
  • Als de stam van een werkwoord eindigt op een s-klank, 
  • zoals -s, -ß, -z dan krijgt de du-vorm alleen een -t inplaats van -st.

Slide 8 - Diapositive

De uitgangen van het werkwoord als de stam eindigt op -d of -t. 
ich              red 
du               red 
er/sie/es     red

wir              red
ihr               red 
sie               red
Sie              red 
  • +e
  • +est
  • +et

  • +en
  • +et
  • +en
  • +en

Slide 9 - Diapositive

Beispiele
  1. Du................(reden) immer viel.
  2. Er....................(heiraten) morgen.
  • Du redest immer viel.
  • Er heiratet morgen.

Slide 10 - Diapositive

An die Arbeit
Machen: 



Hoe? De eerste 5 minuten in stilte, daarna fluisteren

Klaar? 
Online: Kapitel 3.4--->test jezelf of woortrainer Kapitel 4.1, 4.2, 4.3
timer
12:00
Na klar online, Kapitel 3
Paragraaf 3.4 Opdracht 8, 9, 10, 11a en 11b

Slide 11 - Diapositive

Wörter BINGO
Woordjes van Lektion 1,2

Slide 12 - Diapositive

Lernziel

- aan het einde van de les kan je voor het Duitse werkwoord reden tenminste 3 vormen benoemen voor 3 persoonlijke voornaamwoorden, doordat je aantekeningen en opdrachten hebt gemaakt.

Slide 13 - Diapositive

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 14 - Diapositive

Hausaufgaben
Maken: Je bent begonnen met 
je Kijk-luisteropdracht

Slide 15 - Diapositive

Auf Wiedersehen!

Slide 16 - Diapositive