Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
1.4 Scheiden verbeteren
Slide 1 - Diapositive
Deze les
Uitleg micro-/ultrafiltratie, ultracentrifuge en chromatografie
Maken 30, 32, 35 + 34 of 37 (keuze 34 of 37)
Afsluiting & vooruitblik volgende les
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Je leert dat er verschillende vormen van filtratie bestaan: 'normaal' filtreren, filtreren onder druk, micro- en ultrafiltratie.
Je leert de ultracentrifuge kennen en waar deze voor wordt gebruikt.
Je leert de scheidingsmethode chromatografie kennen.
Slide 3 - Diapositive
Filtreren
Afhankelijk van de samenstelling van de suspensie, kies je voor 'gewoon' filtreren, filtreren onder druk of micro/ultrafiltratie.
Buchner trechter
Slide 4 - Diapositive
Ultrafiltratie
Slide 5 - Diapositive
Ultracentrifuge
5,2 G
Tot wel 1.000.000 G
Slide 6 - Diapositive
Chromatografie
Papier-, dunnelaag-, gas- en kolomchromatografie.
Scheiden op basis van oplosbaarheid en aanhechting.
Resultaat noem je een chromatogram.
Altijd een mobiele en stationaire fase.
Slide 7 - Diapositive
Papier/dunnelaag-chromatografie
De stof die beste oplost in de loopvloeistof (mobiele fase) en het minst goed hecht aan het papier (stationaire fase), eindigt het hoogst.
"Wedstrijd" tussen oplosbaarheid in loopvloeistof en hechting aan papier.
Voorbeeld: kleurstoffen uit viltstift scheiden.
Slide 8 - Diapositive
Rf-waarde
Rate of flow
Rf-waarde is stofeigenschap bij gegeven mobiele en stationaire fase.
Hoe groter Rf, hoe beter de stof oplost in het oplosmiddel.
Slide 9 - Diapositive
Kolomchromatografie
De stof die beste oplost in de loopvloeistof (mobiele fase) en het minst goed hecht aan de kolom (stationaire fase), komt als eerste uit de kolom.
"Wedstrijd" tussen oplosbaarheid in loopvloeistof en hechting aan kolom.
Voorbeeld: verontreinigingen verwijderen uit zelf gemaakt medicijn.
Slide 10 - Diapositive
Gaschromatografie
Hoge temperatuur, zodat alle stoffen in de gasfase komen.
De stof die de kleinste moleculen heeft gaan het makkelijkst mee met de gasstroom (mobiele fase) en hechten het minst goed aan de kolom (stationaire fase).
De tijd tot de stof uit de kolom komt, noem je de retentietijd.
Voorbeeld: dopingcontroles
Slide 11 - Diapositive
Aan de slag
Lezen 1.4
Maken 30, 32, 35 + 34 of 37 (keuze 34 of 37)
Slide 12 - Diapositive
Lesdoelen
Je leert dat er verschillende vormen van filtratie bestaan: 'normaal' filtreren, filtreren onder druk, micro- en ultrafiltratie.
Je leert de ultracentrifuge kennen en waar deze voor wordt gebruikt.
Je leert de scheidingsmethode chromatografie kennen.
Slide 13 - Diapositive
Volgende les
HW voor dinsdag:
Lezen 1.4
Maken + nakijken 30, 32, 35 + 34 of 37 (keuze 34 of 37)