Par 6.4 Nog meer produceren

Agenda les
  • leerdoelen par 6.4
  • uitleg par 6.4
  • Zelf aan de slag 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Agenda les
  • leerdoelen par 6.4
  • uitleg par 6.4
  • Zelf aan de slag 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen par 6.4
  • je leert hoe je de productie per werknemer berekent
    (arbeidsproductiviteit) en weet kunt beredeneren hoe een onderneming deze kan beïnvloeden.
  • Je kunt het verschil tussen mechanisatie en automatisering in eigen woorden uitleggen en je kunt voorbeelden noemen.
  • Je kunt het begrip maatschappelijke opbrengsten en maatschappelijk verantwoord ondernemen in eigen woorden omschrijven en voorbeelden geven.

Slide 2 - Diapositive

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit: is de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.

De productiecapaciteit wordt bepaald door:
  • het aantal mensen dat in het bedrijf werkt
  • het aantal uren dat zij werken
  • de machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt

Slide 3 - Diapositive

Onder- en overbezetting
  • De productiecapaciteit is onderbezet als machines niet worden gebruikt of als er niet genoeg werk is voor iedereen.
  • De productiecapaciteit is overbezet als er zó veel vraag is naar producten, dat er een tekort is aan personeel en machines.
  • Een bedrijf kan overbezetting oplossen door meer uren per week te draaien en het personeel overuren te laten maken.

Slide 4 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
  • Arbeidsproductiviteit: is de productie per werknemer in een bepaalde tijd (bijvoorbeeld per uur of per week).
  • Bedrijven willen dat de arbeidsproductiviteit zo hoog mogelijk is.
  • Als een werknemer in dezelfde tijd meer gaat produceren, dalen de loonkosten per product. Het bedrijf kan dan de verkoopprijs verlagen waardoor de afzet kan toenemen

Slide 5 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit berekenen
Arbeidsproductiviteit per periode =
totale productie per periode ÷ aantal werknemers

Voorbeeld
Een kledingfabriek produceert 120.000 T-shirts per week. 
Er zijn 16 werknemers die elk 5 dagen per week werken.
De productie per dag is 120.000 : 5 = 24 000 T-shirts.
De arbeidsproductiviteit is 24.000 ÷ 16 = 1500 T-shirts per persoon per dag.
Of 120.000 ÷ (16 werknemers x 5 dagen) = 1500 T-shirts per persoon per dag.

Slide 6 - Diapositive

De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • technologische ontwikkelingen: mechanisatie en automatisering.
  • arbeidsverdeling of specialisatie: de werkzaamheden worden zo verdeeld, dat iedereen doet waar hij of zij goed in is.
  • scholing: door bijvoorbeeld cursussen kun je het werk beter en sneller doen.
  • prestatieloon: je krijgt als afdeling of werknemer een bonus als je een bepaalde productie hebt behaald verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de werksfeer.

Slide 7 - Diapositive

Maatschappelijke opbrengsten
> Door meer te produceren is een grotere afzet mogelijk. 
> En door meer productie neemt de werkgelegenheid toe. 
> Met het inkomen dat met de extra banen wordt verdiend, 
> kunnen mensen meer goederen en diensten kopen.
> Daardoor stijgt de welvaart in ons land.
Dit soort voordelen die de samenleving van productie heeft, noem je maatschappelijke opbrengsten

Slide 8 - Diapositive

Maatschappelijke kosten
> Meer productie heeft ook nadelen voor onze samenleving.
> Als bedrijven meer gaan produceren, kan dat milieuschade veroorzaken: geluidshinder, stankoverlast of bodem- en luchtvervuiling.
> Soms betalen bedrijven zelf voor het oplossen van de milieuschade, dan zijn het bedrijfskosten.
Maar als de kosten voor rekening van de samenleving komen, zijn het maatschappelijke kosten.
> Deze kosten zijn niet altijd in geld uit te drukken.

Slide 9 - Diapositive

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 6.4 vanaf blz 174
  • Maak alle opgaven par 6.4
  • Leer de begrippen van par 6.1 t.m 6.4
  • Kijk de opgaven na van par 6.1 t.m 6.4 als je dat nog niet hebt gedaan met andere kleur pen. 

Slide 10 - Diapositive