Zinken, zweven en drijven

Zinken, zweven en drijven
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
STEMSecundair onderwijs

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Zinken, zweven en drijven

Slide 1 - Diapositive

Aan de slag
6 onderzoeksvragen = 6 experimenten

Slide 2 - Diapositive

Wat gebeurt er wanneer je een baksteen in water legt?
A
Hij zinkt.
B
Hij zweeft.
C
Hij drijft.

Slide 3 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je een ytongblok in water legt?
A
Hij zinkt.
B
Hij zweeft.
C
Hij drijft.

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je ebbenhout in water legt?
A
Hij zinkt.
B
Hij zweeft.
C
Hij drijft.

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je een gewoon blokje hout in water legt?
A
Hij zinkt.
B
Hij zweeft.
C
Hij drijft.

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurt er met een zeepbel wanneer deze in de klas geblazen wordt?
A
Hij zinkt.
B
Hij zweeft.
C
Hij drijft.

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er met een zeepbel wanneer we deze boven koolstofdioxide blazen?
A
Hij zinkt.
B
Hij zweeft.
C
Hij drijft.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

De verschillen tussen drijven, zinken en zweven.

Slide 10 - Diapositive

Zinken?
A
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
B
Een voorwerp is net voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
C
Een voorwerp is onvoldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
D
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een vaste stof.

Slide 11 - Quiz

Liggen?
A
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
B
Een voorwerp is net voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
C
Een voorwerp is onvoldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
D
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een vaste stof.

Slide 12 - Quiz

Drijven?
A
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
B
Een voorwerp is net voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
C
Een voorwerp is onvoldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
D
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een vaste stof.

Slide 13 - Quiz

Zweven?
A
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
B
Een voorwerp is net voldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
C
Een voorwerp is onvoldoende ondersteund door een gas of een vloeistof.
D
Een voorwerp is voldoende ondersteund door een vaste stof.

Slide 14 - Quiz

Invloeden op drijven, zinken en zweven

Slide 15 - Diapositive

4 experimenten 
- aard van de stof
- vorm van het voorwerp
- massa van het voorwerp
- temperatuur van het water

Slide 16 - Diapositive

Heeft de aard van de vloeistof een invloed op het drijven, zinken of zweven?
A
ja
B
neen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Heeft de vorm van het voorwerp een invloed op het zinken, zweven of drijven? (massa blijft hetzelfde)
A
ja
B
neen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Heeft de massa van een voorwerp een invloed op het zinken, zweven en drijven? (volume blijft hetzelfde)
A
neen
B
ja

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Heeft de temperatuur van het water een invloed op het zinken, zweven en drijven?
A
neen
B
ja

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Diapositive

Wat werd er afgebeeld?
A
Thermometer van Celcius
B
Thermometer van Galileo
C
Thermometer van Kelvin
D
Thermometer van Fahrenheit

Slide 26 - Quiz

Thermometer Galileo:
Glasbelletjes met verschillende gewichtjes. 
De massa van dit gewichtje komt overeen met een bepaalde temperatuur. 
De dichtheid/ aard van de vloeistof veranderd afhankelijk van de temperatuur. 
Hierdoor gaat een bepaald glasbelletje drijven en kan de temperatuur worden afgelezen.

Slide 27 - Diapositive

Bij welk van de voorgaande experimenten kan je de thermometer van Galileo plaatsen?
A
Exp 1: aard van de vloeistof
B
Exp 2: vorm van het voorwerp
C
Exp 3: massa van het voorwerp
D
Exp 4: temperatuur van het water

Slide 28 - Quiz

Extra vraag: Wat weegt er het meest?
A
1 kilogram veren
B
1 kilogram lood
C
Ze wegen beiden evenveel.

Slide 29 - Quiz

Massa
De massa van een voorwerp geeft aan hoe zwaar dat voorwerp is. 

Uitgedrukt in:
* kilogram (kg)
* gram (g)
Verband: 1 kg = 1000 g.
Volume
Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dat voorwerp inneemt.

Uitgedrukt in:
* kubieke meter (m^3) 
* liter (l)
Verband: 1 m^3 = 1000 dm^3 = 1000l
 

Slide 30 - Diapositive

Dichtheid
We noemen 2,70 g/cm^3 de "dichtheid" van aluminium 
en 11,3 g/cm^3 de dichtheid van lood. 
Het symbool voor dichtheid is de Griekse letter ρ. 


Slide 31 - Diapositive

Je hebt een stuk aluminium van 27.0g en 10cm^3.
En een stuk lood van 22.6g en 2cm^3
Welke is het zwaarste?
A
Aluminium
B
Lood
C
Even zwaar

Slide 32 - Quiz

Als de dichtheid van water = 1g/cm^3.
Dan is de dichtheid van olie = ? g/cm^3
A
0.20
B
0.92
C
19.3
D
1.024

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Vidéo

In de praktijk

Slide 35 - Diapositive

Wat gebeurt er wanneer je een mandarijn ongeschild in water legt?
A
Zinkt
B
Drijft
C
Zweeft

Slide 36 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je een mandarijn geschild in water legt?
A
Zinkt
B
Drijft
C
Zweeft

Slide 37 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je een mandarijn ongeschild in zout water legt?
A
Zinkt
B
Drijft
C
Zweeft

Slide 38 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je een mandarijn geschild in zout water legt?
A
Zinkt
B
Drijft
C
Zweeft

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Hoe kan je bepalen of een ei vers is, door enkel gebruik te maken van een kom met water?

Slide 43 - Question ouverte

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

In welke twee landen bevindt de Dode zee zich?
A
Israël en Jordanië
B
Egypte en Israël
C
Turkije en Egypte
D
Jordanië en Egypte

Slide 46 - Quiz

Aan wat heeft de Dode zee zijn naam te danken?
A
Je gaat dood in deze zee.
B
Er leven geen zichtbare organismen in.
C
De zee werd ontdekt door Dhr. Death.
D
Dit was een massagraf in de 13e eeuw.

Slide 47 - Quiz

De concentratie zout is ongeveer ... hoger dan in andere zeeën en oceanen.
A
10%
B
30%
C
50%
D
90%

Slide 48 - Quiz

Cartesische duiker

Slide 49 - Diapositive