Examentraining 23-04-2024

Examentraining Nederlands - april '24 

Donderdag 16 mei 13:30-15:30
1e tijdvak

Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 49 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Examentraining Nederlands - april '24 

Donderdag 16 mei 13:30-15:30
1e tijdvak

Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Programma examentraining

1. Algemene theorie leesvaardigheid
2. Oefenen met leesteksten (2x):
- twee klassikale vragen
- acht individuele vragen
- gezamenlijk nakijken
PAUZE 10'
3. Algemene theorie schrijfvaardigheid (artikel en zakelijke brief/mail)
4. Beoordeel het artikel van Meike Bakker
5. Beoordeel de zakelijke brief van Meike Bakker
6. De laatste tips ...

Slide 2 - Diapositive

Wat is het onderwerp?

Stel jezelf de vraag: waar gaat deze tekst over en beantwoord de vraag met 1 of enkele woorden

Slide 3 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte?
Lees de hele tekst door!!!
Na het doorlezen van de tekst stel je jezelf de vraag:  Wat wil de schrijver van deze tekst mij vertellen? Wat is zijn/haar belangrijkste boodschap? Beantwoord deze vraag met 1 of 2 zinnen.

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn de deelonderwerpen?

Lees het middenstuk van de tekst door (dus het stuk tussen inleiding en slot), daar vind je de deelonderwerpen. Soms beslaat een deelonderwerp meer dan 1 alinea!

Slide 5 - Diapositive

Wat is de conclusie?
Lees het slot (de laatste alinea's).

Slide 6 - Diapositive

Open vragen
Leg uit / Verklaar
Geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.

Noem twee ... / Welke twee ...: 
Schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.

Slide 7 - Diapositive

Meerkeuzevragen
Stap 1: Lees eerst de vraag.

Stap 2: Ga naar de alinea waar je het antwoord kan vinden (als er naar een alinea verwezen wordt).

Stap 3:
Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.

Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

Slide 8 - Diapositive

Citeervragen
4 soorten citeervragen:

- Citeer een woord.
- Citeer een woordgroep.
- Citeer een zinsgedeelte.
- Citeer een zin.

LEES GOED  DE  VRAAG !



 



Slide 9 - Diapositive

Citeer een woord

Citeer  één woord (dus geen twee).
Gebruik aanhalingstekens.

Slide 10 - Diapositive

Citeer een woordgroep

Citeer  een ‘plukje’ woorden, vaak een zinsdeel zonder werkwoord. Geen hoofdletters nodig.
Gebruik wél aanhalingstekens.




Slide 11 - Diapositive

Citeer een zinsgedeelte

Citeer een stukje van de zin.
Let op: meestal geen hoofdletter nodig, behalve als je het begin van de zin citeert.
Gebruik aanhalingstekens!

Slide 12 - Diapositive

Citeer een zin
Schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten. Gebruik aanhalingstekens en schrijf een hoofdletter. Zet het regelnummer tussen haakjes.

"Het is ... tekst over." (r.23)

Slide 13 - Diapositive

Tekst 1: Dag dialect
Wat is het onderwerp van deze tekst?
  • het onderzoek naar dorpsdialecten
  • het ontstaan van nieuwe woorden
  • het verdwijnen van streektalen
  • het vormen van een eenheidstaal

Slide 14 - Diapositive

Wat is het onderwerp van deze tekst?
  • het onderzoek naar dorpsdialecten
  • het ontstaan van nieuwe woorden
  • het verdwijnen van streektalen/dialecten
  • het vormen van een eenheidstaal

Slide 15 - Diapositive

Lees nu tekst 1 in stilte door.
Markeer tijdens het lezen alle signaalwoorden.

timer
5:00

Slide 16 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van tekst 1?

Slide 17 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
Kies tussen:
- informeren (informatie verstrekken)
- amuseren (een tekst voor de lol, voor het amusement)
 - activeren (=aansporen of overhalen om iets te doen) 
- overtuigen (=iemand in een bepaald standpunt of een bepaald idee doen geloven)

Slide 18 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
Kies tussen:
- informeren (informatie verstrekken)
- amuseren (een tekst voor de lol, voor het amusement)
- activeren (=aansporen of overhalen om iets te doen) 
- overtuigen (=iemand in een bepaald standpunt of een bepaald idee doen geloven)

Slide 19 - Diapositive

Waarover wil de schrijver ons informeren?
  • conclusies uit Nederlands dialectenonderzoek
  • de belangrijke rol van Hollandse dialecten
  • het tijdloze van taalvernieuwing in Nederland
  • veranderingen in Nederlandse dorps- en streektalen

Slide 20 - Diapositive

Waarover wil de schrijver ons informeren?
  • conclusies uit Nederlands dialectenonderzoek
  • de belangrijke rol van Hollandse dialecten
  • het tijdloze van taalvernieuwing in Nederland
  • veranderingen in Nederlandse dorps- en streektalen

Slide 21 - Diapositive

Beantwoord vraag 1 t/m 8.




Klaar?
Lees alvast tekst 2 door en bepaal het onderwerp en de hoofdgedachte.
timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Correctiemodel tekst 1
  • 1 “Dreigt het Nederlands in een eenheidsworst te veranderen?” (regels 33-34)
  • B
  • A
  • B
  • “Dat is ironisch: het op taalgebied zo machtige Holland dreigt zijn eigen streektalen kwijt te raken.” (regels 118-121) 
  • D

Slide 23 - Diapositive

  • 7  De kern van een goed antwoord is: 1: dialectsprekers woorden van een lijst laten uitspreken en die vergelijken met ouder geluidsmateriaal, 2: taalgebruik van jonge vrouwen en oude mannen onderzoeken
  • C

Slide 24 - Diapositive

Tekst 2: Toetsen verdrijven onze pen
  • Wat is het onderwerp van deze tekst?
  • toetsen (computer/mobiel) versus schrijven met pen

Slide 25 - Diapositive

Lees nu tekst 1 in stilte door.
Markeer tijdens het lezen alle signaalwoorden.

timer
5:00

Slide 26 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2?
  • Er wordt steeds meer getypt, maar of het handschrift zal verdwijnen, is onduidelijk.
  • Het toetsenbord neemt een steeds belangrijkere plaats in het onderwijs in.
  • Studenten die met de hand schrijven, blijken lesstof beter te onthouden.
  • Typen is vooral belangrijk voor mensen met motorische coördinatieproblemen.

Slide 27 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2?
  • Er wordt steeds meer getypt, maar of het handschrift zal verdwijnen, is onduidelijk.
  • Het toetsenbord neemt een steeds belangrijkere plaats in het onderwijs in.
  • Studenten die met de hand schrijven, blijken lesstof beter te onthouden.
  • Typen is vooral belangrijk voor mensen met motorische coördinatieproblemen.

Slide 28 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
Kies tussen:
- informeren (informatie verstrekken)
- amuseren (een tekst voor de lol, voor het amusement)
 - activeren (=aansporen of overhalen om iets te doen) 
- overtuigen (=iemand in een bepaald standpunt of een bepaald idee doen geloven)

Slide 29 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
Kies tussen:
- informeren (informatie verstrekken)
- amuseren (een tekst voor de lol, voor het amusement)
 - activeren (=aansporen of overhalen om iets te doen) 
- overtuigen (=iemand in een bepaald standpunt of een bepaald idee doen geloven)

Slide 30 - Diapositive

Beantwoord vraag 1 t/m 8.




Klaar?
Lees alvast het artikel door van Meike Bakker: let op taalgebruik en conventies, markeer fouten met een kleurtje.
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

Correctiemodel tekst 2
  • 1  De kern van een goed antwoord is: omdat (het stoppen van leren schrijven ervoor zorgt dat) studenten slechter uit het hoofd leren en begrijpen
  • Een van de volgende zinnen: “Dit omdat ze gedwongen worden zich er beter in te verdiepen, om het met hun eigen woorden te zeggen.” (r. 39-42)  OF:  “Het is niet het schrijven op zich dat ons helpt dingen te onthouden, maar meer het feit dat je je meer en langer concentreert op dat wat we uit het hoofd willen leren.” (r. 52-56)

Slide 32 - Diapositive

  • 3  D
  • B
  • De kern van een goed antwoord bevat de volgende vijf elementen: 1 Typen is sneller, 2 Typen is completer, 3 Een getypte tekst is makkelijker te lezen, 4 Een getypte tekst is simpeler om te zoeken, 5 Typen is efficiënt voor mensen met leerproblemen en dyslexie.
  • C

Slide 33 - Diapositive

  • C
  • A

Slide 34 - Diapositive

Tekst 3: Advertentie
  • Reclame voor een product of dienst
  • Reclame voor een bepaald idee of een bepaalde opvatting
  • Je krijgt een vraag over de afbeelding in de advertentie
  • Je krijgt een vraag over het tekstdoel van de advertentie.

Slide 35 - Diapositive

Advertentie          
Illustraties kunnen verschillende functies hebben. 
- Helpen bij het begrijpen van de tekst
- Bedoeld om aandacht te trekken
- Noodzakelijke toevoeging
- Ter 'versiering'
Lettertypes
- belangrijk bij de opmaak van de tekst.
- Belangrijk voor de nadruk
Lees sowieso de volledige tekst; laat je niet afleiden door alle andere informatie

Slide 36 - Diapositive

Beeld (=afbeelding) in advertentie
Mogelijke functies van beeld in een advertentie zijn; 
  • Aandacht trekken
  • Informatie toevoegen
  • De tekst verduidelijken

Slide 37 - Diapositive

Tekstdoel advertentie
De belangrijkste tekstdoelen  van een advertentie  zijn: 

  • De lezer aansporen/activeren om iets te kopen of te doen; 
  • De lezer overtuigen; 
  • De lezer een mening laten overnemen. 


Slide 38 - Diapositive

PAUZE
timer
10:00

Slide 39 - Diapositive

Schrijfopdracht CE
- Artikel
- Zakelijke mail /  Zakelijke brief

Slide 40 - Diapositive

1. Artikel

Slide 41 - Diapositive

Titel Artikel

  • Inleiding
  • Kern
  • Slot


Naam
Klas




Slide 42 - Diapositive

Beoordeel het artikel in je reader.
Hierbij let je EERST op taalgebruik:
spelling (ook hoofdletters), formulering en interpunctie
Markeer de foutjes met een kleurtje en denk eventueel na over een betere formulering. Noteer die.


Slide 43 - Diapositive

... vervolgens let je op conventies:


timer
4:00

Slide 44 - Diapositive

2. Zakelijke brief / mail

Slide 45 - Diapositive

Beoordeel de zakelijke brief in je reader.
Hierbij let je EERST op taalgebruik:
spelling (ook hoofdletters), formulering en interpunctie

Markeer de foutjes met een kleurtje en denk eventueel na over een betere formulering. Noteer die.





 ... en conventies.


timer
5:00

Slide 46 - Diapositive

.
... vervolgens let je op conventies:
timer
3:00
Mail: alleen onderwerpsregel invullen, eigen adres en adres bedrijf zijn niet nodig!

Slide 47 - Diapositive

Overige tips schrijfopdrachten
  • Je tekst moet uit minimaal 100 woorden bestaan. 
  • Haal zoveel mogelijk informatie uit de situatieschets. 
  • Schrijf zoveel mogelijk woorden over uit de situatieschets. Hiermee beperk je het risico op taalfouten.  Controleer ALTIJD op spelfouten!
  • Houd je aan de opdracht. Zet vinkjes op het toetsblad per verplicht inhoudsonderdeel.
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Maak de zinnen niet te lang en niet te ingewikkeld!

Slide 48 - Diapositive

Algemene tips CE Nederlands
  • Oefen oude examens op www.examenblad.nl 
Kies voor de recentere jaartallen vmbo TL. 
  • Leer signaalwoorden en bijhorende tekstverbanden uit je hoofd.
  • Lees de vragen goed! 
Als er wordt gevraagd om een citaat: citeer dan ook. 
"Eerste twee ... laatste twee" (r....) 
Als er wordt gevraagd: "geef antwoord in maximaal 20 woorden" schrijf dan ook echt maar 20 woorden op. 
Let op de tijd! Je hebt 120 minuten om je examen af te ronden (hanteer 90/30 minuten of 80/40 minuten  lezen-schrijven).


Slide 49 - Diapositive