3tvm Frans 30/3 zelfstandig

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bienvenue au cours de français!

3h2

le 30 mars 2021 - RAD is afwezig, deze LessonUp doe je zelf

Au programme:

- check bijvoeglijk naamwoord

- uitleg nieuwe grammatica (=U5)

Deze les doe je zelfstandig. Zorg dat je de quizvragen in de LessonUp beantwoordt. Heb je vragen, stuur me gerust een berichtje.

Attention

Ik wil je vragen om deze les aandachtig te doen, omdat ik er hierna vanuit ga dat je deze grammatica voor 80% begrijpt.

Très bonne chance!! :) 

Deze les gaat over trappen van vergelijkingen.

Dit sluit aan op de grammatica van het bijvoeglijk naamwoord.

Wat weet jij nog van vorige unité over het bijvoeglijk naamwoord? Beantwoord de volgende quizvragen!

Test jezelf

over de vorm van het bijvoeglijk naamwoord

(=herhaling)

La voiture est .... (blauw)

1. bleu
2. bleue
3. bleus
4. bleues

Les filles sont petit

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Tu aimes mes .... (nieuw) chaussures [v]

1. nouveau
2. nouveaux
3. nouveaues
4. nouvelles

Anna et Sophie sont .... (verliefd)

1. amoureux
2. amoureuxes
3. amoureuses
4. amoureu

Uitleg nieuwe grammatica

Let op! Dit is van Unité 5, dus een nieuw hoofdstuk.

Unité 5 : comparaisons

Uitleg van vergelijkingen (kleiner dan, groter dan, even groot als)

Wat ga je doen?

1. neem de dia's door

2. kijk het filmpje

3. beantwoord de vragen in LessonUp

4. maak het huiswerk met opdrachten via online methode

Les comparaisons

La Tour Eiffel est plus haute que l'Arc de Triomphe.

Martinique est aussi belle que la France.

Le français est moins difficile que l'anglais.

plus / aussi / moins         +          bijv. nw.         +           que

Dus...

Ik ben kleiner dan mijn beste vriend.

plus…. bijv.nw…. que/qu’

Deze broeken zijn even mooi als die broeken.

aussi…. bijv.nw…. que/qu’

Deze auto is minder groot dan die Volvo.

moins…. bijv.nw…. que/qu’

!!!! Let op dat je het bijv.nw in de goede vorm zet! (aanpassen aan z.n., zie volgende dia's)

Les comparaisons

Attention: het bijv. nw. past zich aan, aan het zelfst. nw.

Léa est plus grande que Marc.

Pierre est plus grand que Julien.

François et Nathan sont plus grands que Olivier.

Julie et Emma sont plus grandes que Sarah.

Ik ben kleiner dan Marie.

1. Je suis aussi petit que Marie.
2. Je suis moins petit que Marie.
3. Je suis plus petit que Marie.
4. Je suis petit que Marie

Chantal is minder groot dan haar.

1. Chantal est moins grand qu'elle
2. Chantal est moins grande qu'elle
3. Chantal est plus grande qu'elle
4. Chantal est aussi grande qu'elle

De auto is net zo nieuw als de fiets.

1. La voiture est aussi nouveau que le vélo.
2. La voiture est plus nouvelle que le vélo.
3. La voiture est moins nouvelle que le vélo.
4. La voiture est aussi nouvelle que le vélo.

Vragen? 

Stel je vraag....

Au travail!

- Faire:  Unite 5 (Boek B !!!) - apprendre 1 ex. 1 t/m 4  (couleur locale en texto 1)

- apprendre: app. 1

                           de vergelijkingen van U5 - paragraaf 7 (achterin boek) 

Dit is huiswerk voor de volgende les (woensdag 31  maart).

Merci! 

Bedankt voor het doornemen van deze les. 

Fijne dag!

Groetjes,

Odette