Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H5 Herhaling
Slide 1 - Diapositive
A: 6 x 8 = B: 7 x 7 = C: 9 x 5 = Zet de vragen in volgorde van het kleinste antwoord naar het grootste antwoord
A
C - A - B
B
B - A - C
C
A - B - C
D
C - B - A
Slide 2 - Quiz
8 x 3 = 2 x 9 = 7 x 8 =
Slide 3 - Carte mentale
Tel de uitkomsten samen op: 6 x 8 = 7 x 7 =
A
95
B
49
C
96
D
97
Slide 4 - Quiz
Henk moet per dag 4x naar de wc. Hoe vaak gaat Henk per week naar de WC? Typ de som ook mee.
Slide 5 - Question ouverte
10 x 4 erbij 6 x 4 is samen?
A
40
B
54
C
64
D
66
Slide 6 - Quiz
Harry gaat op de fiets naar school. De school ligt op 4km van zijn huis. Hoeveel km fietst Harry per week?
A
20
B
30
C
40
D
50
Slide 7 - Quiz
Maak opdracht 1, 2 en 3
Slide 8 - Diapositive
25 : 5
30 : 5
45 : 5
15 : 5
40 : 5
35 : 5
50 : 5
10 : 5
20 : 5
5 : 5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Slide 9 - Question de remorquage
28 : 4
24 : 4
40 : 4
36 : 4
32 : 4
8 : 4
16 : 4
4 : 4
20 : 4
12 : 4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Slide 10 - Question de remorquage
3
6
1
9
8
48 : 6
6 : 6
36 : 6
18 : 6
54 : 6
Slide 11 - Question de remorquage
In de klas zitten 27 kinderen. Hoeveel groepjes van 5 kunnen we maken ? en hoeveel kinderen blijven er dan over ?
A
5 rest 4
B
5 rest 2
C
5 rest 3
D
6 rest 2
Slide 12 - Quiz
55 : 9
A
5 rest 1
B
11 rest 4
C
6 rest 5
D
6 rest 1
Slide 13 - Quiz
34:5=
A
5 rest 8
B
6 rest 4
C
7 rest 1
D
6
Slide 14 - Quiz
Sleep de sommen naar het juiste antwoord.
Kladpapier is toegestaan. Rekenmachine niet.
4 x 23 =
90
126
119
108
96
92
5 x 18 =
6 x 21 =
7 x 17 =
3 x 36 =
8 x 12 =
Slide 15 - Question de remorquage
maak opdracht 4 en 5
Slide 16 - Diapositive
23,4x10=
Slide 17 - Question ouverte
Delen door een tiental
: 10
Er verdwijnt een 0
De komma schuift 1 naar links
Voorbeeld: 120:10=12
: 100
Er verdwijnen2 '0-en'
De komma schuift 2 naar links
Voorbeeld: 4200x100=42
Slide 18 - Diapositive
32:100=
A
0,32
B
0,032
C
320
D
3200
Slide 19 - Quiz
60 000 : 20 =
Slide 20 - Question ouverte
In 1 doos zitten 100 bouten. a) hoeveel bouten heb ik met 3 dozen. b) en hoeveel met 10 dozen c) en hoeveel met 40 dozen
Slide 21 - Question ouverte
De plakbandrolletjes zijn verpakt in dozen van 10 stuks. Ik heb 200 rolletjes. Hoeveel dozen kan ik daarvan vullen?
A
20
B
2
C
19
D
21
Slide 22 - Quiz
5,43 : 100 =
Slide 23 - Question ouverte
132 : 57 ≈
A
130 : 60
B
130 : 55
C
135 : 60
D
135 : 55
Slide 24 - Quiz
Een klant boekt 4 overnachtingen in een luxe kamer voor 1 persoon. Deze klant moet € 392,- per nacht betalen Dit kost ONGEVEER:
A
€ 400
B
€ 800
C
€ 1600
D
€ 1870, 50
Slide 25 - Quiz
Een klant boekt 6 overnachtingen in een luxe kamer voor 1 persoon. Deze klant moet € 412,- per nacht betalen Dit kost ONGEVEER:
A
€ 2400
B
€ 2500
C
€ 2600
D
€ 2,60
Slide 26 - Quiz
Maak opdracht 6
Slide 27 - Diapositive
(3 x 0,95) + (4 x 2,10) =
Slide 28 - Question ouverte
(12 x 6,95) - (4 x 2,10) + (3 + 1) =
Slide 29 - Question ouverte
Slide 30 - Vidéo
Wat is het gemiddelde van 100 en 252 en 200?
Slide 31 - Question ouverte
Wat is het gemiddelde van 220 en 232 en 220?
Slide 32 - Question ouverte
Je wilt 360 uitnodigingen versturen. In een pakje zitten er 6. Hoeveel pakjes moet je kopen?
A
6
B
10
C
36
D
60
Slide 33 - Quiz
Elias is oude munten aan het uitzoeken. De munten zijn nog geld waard. Wat is de totale waarde van deze munten? Dit zijn de waardes: 60 cent, 70 cent, 50 cent, 25 cent en 175 cent
A
380 cent
B
680 cent
C
240 cent
D
960 cent
Slide 34 - Quiz
Toen Lisanne werd geboren woog ze 3170 gram. Nu is de wijkverpleegkundige geweest en Lisanne weegt nu 6180 gram. Hoeveel gram is Lisanne zwaarder geworden?
A
310 gram
B
3010 gram
C
3000 gram
D
9350 gram
Slide 35 - Quiz
In een winkel zijn er 3 open dagen voor bezoekers. Er komen 674, 456 en 285 bezoekers. Hoeveel zijn dat er in totaal?
A
1415
B
10415
C
415
D
1285
Slide 36 - Quiz
Boer Kevin heeft 60 dieren. 1/4 deel (een kwart) daarvan zijn geiten. Hoeveel geiten heeft boer Kevin?
A
25
B
12
C
5
D
15
Slide 37 - Quiz
Mijnheer de Wit heeft op de bank 10016 euro. Hij koopt een cadeautje voor 9 euro. Hoeveel geld heeft hij dan nog over?
A
1007 euro
B
1019 euro
C
10007 euro
D
10015 euro
Slide 38 - Quiz
Kasteel Zuidhove werd in het jaar 1244 gebouwd. Precies 385 jaar later blijft er door een brand niets meer van over. In welk jaar was de brand?
A
1629
B
1598
C
1649
D
1529
Slide 39 - Quiz
De tijd is nu 15.30. Om 16.10 begint het schoolfeest. Hoeveel minuten duurt dat nog?