Repaso Gramática U7 C1

Unidad 7 Gramática

1. Wederkerende werkwoorden.
2. Onregelmatige wederkerende werkwoorden.
3. Onregelmatige werkwoorden.
3. Voorzetsels.

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Unidad 7 Gramática

1. Wederkerende werkwoorden.
2. Onregelmatige wederkerende werkwoorden.
3. Onregelmatige werkwoorden.
3. Voorzetsels.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Wederkerende werkwoorden
Regelmatige ww, onregelmatige ww en werkwoorden met een klinkerwisseling kunnen wederkend zijn.

Van alle drie de variaties volgt een voorbeeld op de volgende slide:

Slide 4 - Diapositive

llamarse - heten
irse - weggaan
sentarse (ie) - gaan zitten
yo
me llamo
me voy
me siento
te llamas
te vas
te sientas
él/ella/usted
se llama
se va
se sienta
nosotros
nos llamamos
nos vamos
nos sentamos
vosotros
os llamáis
os vais
os sentáis
ellos/ellas/ustedes
se llaman
se van
se sientan

Slide 5 - Diapositive

Betekenis
In het Spaans kunnen 'normale' werkwoorden ook wederkerend worden. Vaak verandert de volledige betekenis van het ww!
Voorbeelden:
1a. llamo - ik roep / ik bel (llamar)
1b. me llamo - ik heet (llamarse)
2a. pongo - ik plaats (poner)
2b. me pongo - ik word / ik trek aan (ponerse)

Slide 6 - Diapositive

Nieuwe onregelmatige ww / ww met klinkerwisseling
salir - uitgaan/vertrekken
volver (o-ue)- terugkomen
yo
salgo
vuelvo
sales
vuelves
él/ella/usted
sale
vuelve
nosotros
salimos
volvemos
vosotros
salís
volvéis
ellos/ellas/ustedes
salen
vuelven

Slide 7 - Diapositive

Vervoeg de werkwoorden

Slide 8 - Diapositive

Tú.....(llamarse)

Slide 9 - Question ouverte

Todos los días................(despertarse (e-ie)-yo) a las siete de la mañana.

Slide 10 - Question ouverte

Usted.....(afeitarse)

Slide 11 - Question ouverte

Nosotros.....(irse) a la playa.

Slide 12 - Question ouverte

Mis padres.....(irse) de vacaciones a Ibiza.

Slide 13 - Question ouverte

Ellos.....(sentarse(e-ie)) en el sofá.

Slide 14 - Question ouverte

Ellas....(acostarse(o-ue)

Slide 15 - Question ouverte

Mis amigos y yo.....(irse) a la piscina.

Slide 16 - Question ouverte

Mi hermana pequeña.....(sentarse)(e-ie)

Slide 17 - Question ouverte

Tú.....(volver)(o-ue) a casa muy tarde.

Slide 18 - Question ouverte

Vosotros....(salir) de clase muy temprano.

Slide 19 - Question ouverte

Ellos....(vestirse)(e-i) para la fiesta de graduación.

Slide 20 - Question ouverte

Messi...(ponerse) la camiseta del Real Madrid.

Slide 21 - Question ouverte

Voorzetsels 
In het Spaans gebruiken we veel voorzetsels. 
Veel werkwoorden hebben een 'vast' voorzetsel:
- ir + a (ir + en + transportmiddel)
- llegar + a
- volver + a

Let op: a + el = al / de + el = del


SP
NL
a
aan/naar/om
de
van
en
in/op
con
met
para
voor
por
via

Slide 22 - Diapositive

Voorzetsels
Combinaties:
Salir de --------------------- " Salgo de casa"
Volver a ---------------------- " Vuelvo a casa a las ocho"
Venir a ----------------------- " Volvemos al (a+el) instituto"
Llegar a----------------------- " Llego a la escuela a las ocho"
Ir a---------------------------" Voy a la biblioteca en bici"
Jugar a------------------------ " Juego al fútbol"
Jugar en -----------------------  " Juegan en el parque"
Llamar a ------------------------ " Llamo a mis amigos"

Slide 23 - Diapositive

Kies het juiste voorzetsels 

Slide 24 - Diapositive

Vuelvo......... casa...... las cinco de la tarde.
A
a/a
B
con/de
C
al/de
D
de/con

Slide 25 - Quiz

Salgo..........casa........las ocho y media.
A
de/con
B
con/de
C
al/con
D
de/a

Slide 26 - Quiz

Juego.........el parque..........mis amigos.
A
a/con
B
de/con
C
en/con
D
a/de

Slide 27 - Quiz

Voy...........la playa..............mis amigos.
A
a/con
B
de/con
C
en/con
D
a/de

Slide 28 - Quiz

..............mañana desayuno chocolate con churros.
A
En
B
Por
C
De
D
A

Slide 29 - Quiz


Ik kan de wederkerende werkwoorden van Unidad 7 vervoegen.
1 (NO0
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO0

Slide 30 - Sondage



Ik kan het werwoord "salir" en " "volver" goed vervoegen in het Spaans
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 31 - Sondage


Ik kan enkele voorzetsel in het Spaans gebruiken.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 32 - Sondage