Woordvolgorde level 1-4

Grammatica
LEVEL 1a: DE KORTE HOOFDZIN



subject
verbum 1
de rest
Kees
leest
een boek
Maartje
zit
op school
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
LEVEL 1a: DE KORTE HOOFDZIN



subject
verbum 1
de rest
Kees
leest
een boek
Maartje
zit
op school

Slide 1 - Diapositive

subject
verbum 1
de rest
de juf
geeft
huiswerk

Slide 2 - Question de remorquage

subject
verbum 1
de rest
speelt
Jaïr
een spel

Slide 3 - Question de remorquage

subject
verbum 1
de rest
kijken
Petra en Hans
televisie

Slide 4 - Question de remorquage

subject
verbum 1
de rest
achtervolgt
de grote hond van de buren
onze kleine langharige cavia door de tuin

Slide 5 - Question de remorquage

Level 1b
De hoofdzin met meer informatie



subject
verbum 1
wanneer
object (wat)
waar
Kees
leest
iedere ochtend
een boek
in de trein.
De hond van de buren
krijgt
alleen als het buiten donker is
een lekker hondenkoekje
in zijn lekkere warme mand.

Slide 6 - Diapositive

Subject
Verbum 1
Wanneer
Object (wat)
Waar
de leraar Engels
is
iedere ochtend
10 minuten te laat
op school

Slide 7 - Question de remorquage

Subject
Verbum 1
Wanneer
Object (wat)
Waar
Rosa en ik
werken
de hele avond
aan ons huiswerk voor wiskunde
op de kamer van Rosa en haar zus

Slide 8 - Question de remorquage

Subject
Verbum 1
Wanneer
Object (wat)
Waar
de oma van Eef
woont
sinds vorige week
in een heel nieuw huis voor oudere mensen
met haar nieuwe vriend

Slide 9 - Question de remorquage

Subject
Verbum 1
Wanneer
Object (wat)
Waar
Katy Perry
beantwoordt
pas na drie weken
de persoonlijke berichtjes van haar fans
op Instagram

Slide 10 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
ik
ga
morgenmiddag
in Amsterdam
winkelen

Slide 11 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
Patricia en Edwin
willen
iedere morgen
in hun hotelkamer
naar het nieuws kijken

Slide 12 - Question de remorquage

Level 2
De vraagzin



verbum 1
subject
wanneer
object (wat)
waar
Leest
Kees
iedere ochtend
een boek
in de trein?
Krijgt
De hond van de buren
alleen als het buiten donker is
een lekker hondenkoekje
in zijn lekkere warme mand?

Slide 13 - Diapositive

Welke zin is NIET goed?
A
Wacht je op mij?
B
Ga je naar school?
C
Op het dak zit de kat?
D
Maak jij je huiswerk?

Slide 14 - Quiz

Level 3: een zin met meer dan 1 verbum
Soms zit er meer dan 1 verbum in een zin. Het 2e (en 3e) verbum komt/komen dan achteraan de zin.


  S(ubject)
      V1
       T(ijd)
   O(bject)
    P(laats)
     V2, V3
Ik
ben
gisteren
door de regen
naar huis
gelopen.
Pippi
zou
vorige maand
alleen
naar Spanje
gaan.
De Nederlandse les
is
iedere week
moeilijker
-
geworden.

Slide 15 - Diapositive

S
V1
T
O
P
V2
de conciërges
hebben
de hele vakantie
heel hard
op school
doorgewerkt

Slide 16 - Question de remorquage

S
V1
T
O
P
V2
de moeder van Laurent
heeft
sinds Laurent op school zit
zijn huiswerk voor aardrijkskunde
in Teams
gemaakt

Slide 17 - Question de remorquage

Level 4: conjuncties
Soms bestaat een zin uit twee delen. Dan wordt er een conjunctie gebruikt om de twee zinnen aan elkaar te 'lijmen'. 
Voorbeelden van conjuncties zijn:  maar / en  / of /     want     / dus
                                                                (but / and / or / because / so)
Na deze conjuncties  (MEOWD) volgt een gewone hoofdzin, met de volgorde van woorden zoals je gewend bent:
Ik speel gitaar EN ik zing liedjes.
Erik wilde naar buiten, MAAR het regende.

Slide 18 - Diapositive

Level 4: conjuncties (2)
Maar er zijn nog veel meer conjuncties. Na gebruik van een andere conjunctie dan MEOWD, volgt een bijzin. In een bijzin staat V1 achteraan de zin! Kijk maar:


subject
v1
object
conjunctie
subject
de rest
v1
Mike
eet
niets,
omdat
hij
geen honger
heeft.
Mama
werd
wakker
toen
de buurvrouw
aan de deur
belde.
Ik
maak
mijn huiswerk
tenzij
ik
geen zin
heb.

Slide 19 - Diapositive

Meer voorbeeldzinnen
HOOFDZIN + HOOFDZIN (MEOWD)
1. We krijgen bij Spaans veel huiswerk, maar het is een mooie taal!
2. Ik wil later wiskunde studeren, want ik vind wiskunde leuk.
HOOFDZIN + BIJZIN
1. Ik drink altijd iets warms, voordat ik naar school fiets.
2. Muriel blijft in de kantine, totdat de pauze voorbij is.

Slide 20 - Diapositive

Conjuncties
HOOFDZIN (S+V1+R)                                           BIJZIN (S+R+V1)
maar
but
en
and
of
or
want
because
dus
so/hence
omdat
because
als
if
terwijl
while
zodra
as soon as
voordat
before
nadat
after
toen
when
mits
as long as
dat
that
tenzij
unless
zodat
so that
hoewel
even though

Slide 21 - Diapositive

Ik weet zeker, dat het gaat sneeuwen.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 22 - Quiz

Mijn band was lek, maar de concierge heeft hem geplakt!
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 23 - Quiz

Ik kwam te laat op school omdat ik een lekke band had.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 24 - Quiz

Ik kwam te laat op school omdat ik een lekke band had.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 25 - Quiz

Maak zelf een samengestelde zin. Gebruik de conjunctie 'en'.

Slide 26 - Question ouverte

Maak zelf een zin. Gebruik de conjunctie 'en'.

Slide 27 - Question ouverte

Maak zelf een zin. Gebruik de conjunctie 'omdat'.

Slide 28 - Question ouverte

wordt gevolgd door een 
HOOFDZIN
(S+V1+R+V2)
wordt gevolgd door een BIJZIN
(S+R+V1+V2)
maar
en
want
omdat
daarom
of
terwijl
als
dus
hoewel
voordat
toen
doordat
tenzij

Slide 29 - Question de remorquage