pedagogische vaardigheden

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 4

Benoem de pedagogische vaardigheden.

A: Inleven betekent dat je je gedrag afstemt op een ander
B: Inleven betekent dat je bij een kind thuis geweest moet zijn om hem te begrijpen

1. A is juist en B is onjuist
2. A is onjuist en B is juist
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

A: Aansluiten bij de belevingswereld betekent dat je inspeelt op de fantasie van een kind
B: Aansluiten bij de belevingswereld betekent dat je een kind uitlegt dat het fantasie is

1. A is juist en B is onjuist
2. A is onjuist en B is juist
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

A: Respect hebben betekent dat je een ander in z’n waarde laat
B: Respect hebben voor kinderen betekent onder andere dat je naar ze luistert

1. A is juist en B is onjuist
2. A is onjuist en B is juist
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

Welke bewering over ‘open en eerlijk zijn tegen kinderen’ is juist?

1. Je moet altijd open en eerlijk tegen kinderen zijn
2. In principe ben je open en eerlijk, maar er zijn grenzen
3. Je kunt alles aan kinderen vertellen, zolang het de waarheid is
4. Vanaf acht jaar kun je altijd open en eerlijk zijn

A: Vervelend gedrag van een kind komt vaak door gebrek aan aandacht
B: Aandacht zorgt voor een sterkere band tussen jou en kind

1. A is juist en B is onjuist
2. A is onjuist en B is juist
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

Welke stelling over vriendelijkheid op de werkplek is juist?

1. Als je je werk goed wilt doen, moet je alle kinderen waar je mee werkt leuk vinden
2. Je kunt niet doen alsof je alle kinderen even leuk vindt
3. Je blijft altijd vriendelijk tegen kinderen op je werk
4. Soms ben je gewoon even onvriendelijk, dat overkomt de beste

A: Betrokkenheid geeft kinderen een veilig gevoel
B: Betrokkenheid is niet per se noodzakelijk in een IKC, zolang je maar enthousiast bent

1. A is juist en B is onjuist
2. A is onjuist en B is juist
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

A: een combifunctionaris is bepalend voor de sfeer in de groep waar hij/zij mee werkt
B: Enthousiasme betekent dat je continu staat te springen en te dansen

1. A is juist en B is onjuist
2. A is onjuist en B is juist
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

Hoe krijg je een vertrouwensband met een kind?

1. Je krijgt vanzelf een band met een kind als je met een kind werkt
2. Kinderen vertrouwen iedereen zonder meer, je hoeft hier geen moeite voor te doen
3. Je moet veel met het kind praten
4. Door voorspelbaar en stabiel te reageren

Wat is je houding als je kinderen wilt helpen zelfstandig te worden?

1. Je laat kinderen altijd alles eerst zelf proberen
2. Je helpt kinderen met alles
3. Je legt alles uit en laat ze het zelf doen
4. Je kijkt per kind of het iets zelfstandig kan proberen of dat het hulp nodig heeft