Past Simple: Engelse verleden tijd

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1-3

Past Simple: Engelse verleden tijd

R. Demir

Leerdoelen

Aan het einde van de les kunnen jullie Engelse zinnen in de past simple vorm maken en begrijpen. 

Jullie kennen de regels en uitzonderingen. 

Leg kort uit wat de leerdoelen van de les zijn.

What did you do yesterday?

Wat weet je al over de past simple?

Wat is de past simple?

De past simple is de Engelse verleden tijd. Het wordt gebruikt om te praten over iets wat in het verleden is gebeurd en klaar is. Bijvoorbeeld: I walked to the store.

Leg uit wat de past simple is en geef een voorbeeld.

Regelmatige werkwoorden

Bij regelmatige werkwoorden voeg je -ed toe aan de stam van het werkwoord. Bijvoorbeeld: talk → talked.

Leg uit hoe je regelmatige werkwoorden vervoegt in de past simple.

Onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden hebben geen regelmatige uitgang. Bijvoorbeeld: go → went. Er zijn veel onregelmatige werkwoorden, dus het is belangrijk om ze te leren.

Leg uit hoe je onregelmatige werkwoorden vervoegt in de past simple.

Uitzonderingen

Er zijn enkele uitzonderingen op de regels voor regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Bijvoorbeeld: bij de werkwoorden ending in -y verander je de -y naar -ied. Bijvoorbeeld: study → studied.

Leg uit dat er uitzonderingen zijn en geef enkele voorbeelden.

Oefening: regelmatige werkwoorden

Verander deze werkwoorden in de past simple: 

1. walk → ______ 

2. talk → ______ 

3. play → ______

Geef de leerlingen de opdracht om de werkwoorden in de past simple te veranderen.

Oefening: onregelmatige werkwoorden

Verander deze werkwoorden in de past simple: 

1. go → ______ 

2. eat → ______ 

3. see → ______

Geef de leerlingen de opdracht om de werkwoorden in de past simple te veranderen.

Oefening: uitzonderingen

Verander deze werkwoorden in de past simple: 

1. study → ______ 

2. try → ______ 

3. play → ______

Geef de leerlingen de opdracht om de werkwoorden in de past simple te veranderen.

Toepassen in zinnen

Nu we weten hoe we werkwoorden in de past simple moeten vervoegen, kunnen we ze gebruiken om zinnen te maken. Bijvoorbeeld: He walked to the store.

Leg uit hoe je werkwoorden in de past simple kunt gebruiken in zinnen.

Oefening: zinnen maken

Maak zinnen in de past simple: 

1. I / walk / to school. 

2. She / eat / pizza.

 3. They / see / a movie.

Geef de leerlingen de opdracht om zinnen in de past simple te maken.

What did they do?

Welke is fout?

1. They visited a museum.
2. They played soccer.
3. They saw a movie.
4. They goed shopping.

What did I do on my way to school?

Welke is fout?

Tekst

1. I taked the bus to school.
2. I rode my bike to school.
3. I walked to school.
4. I drove to school.

Vraagzinnen

Om een vraag te maken in de past simple, gebruik je het hulpwerkwoord 'did' en het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: Did you walk to the store?

Leg uit hoe je vraagzinnen in de past simple maakt.

Oefening: vraagzinnen maken

Maak vraagzinnen in de past simple: 

1. He / walk / to the park. 

2. You / see / the new movie. 

3. They / play / basketball.

Geef de leerlingen de opdracht om vraagzinnen in de past simple te maken.

Maak vraagzinnen in de past simple:
1. He / walk / to the park.
2. You / see / the new movie.
3. They / play / basketball.

Ontkenning

Om een zin te ontkennen in de past simple, gebruik je het hulpwerkwoord 'did not' en het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: I did not walk to the store.

Leg uit hoe je ontkenning in de past simple maakt.

Oefening: ontkenning maken

Maak ontkenning in de past simple: 

1. I / eat / pizza. 

2. We / see / the movie. 

3. They / play / soccer.

Geef de leerlingen de opdracht om ontkenning in de past simple te maken.

Maak ontkenning in de past simple:
1. I / eat / pizza.
2. We / see / the movie.
3. They / play / soccer.

Samenvatting

De past simple is de Engelse verleden tijd. Regelmatige werkwoorden krijgen -ed aan het eind. Onregelmatige werkwoorden hebben geen vast patroon en zijn belangrijk om te leren (Gaan we straks ook oefenen). Er zijn enkele uitzonderingen op de regels. Om een vraag of ontkenning te maken, gebruik je het hulpwerkwoord 'did'.

Vat de belangrijkste punten van de les samen.

Maak een ontkenning in de past simple met 'eat'.

1. I did not eat pizza.
2. I didn't eating pizza.
3. I don't eat pizza.
4. I not eat pizza.

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?

1. Did they playing basketball?
2. Do they played basketball?
3. They played basketball?
4. Did they play basketball?

Maak een zin in de past simple met 'see'.

1. I saw a movie last night.
2. I am seeing a movie right now.
3. I see a movie later.
4. I have seen a movie yesterday.

Wat is de verleden tijd van 'try'?

1. tried
2. trie
3. tries
4. trying

Wat is de verleden tijd van 'play'?

1. played
2. plays
3. playful
4. playing

Leesopdracht!

Sluit de les af.

Blooket!

Test je kennis met het spel over de past simple en have fun!

Maak een quiz om te testen of de leerlingen de lesstof hebben begrepen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Wat is de past simple in het Engels?

1. De verre verleden tijd
2. De toekomende tijd
3. De tegenwoordige tijd
4. De Engelse verleden tijd

Zijn er uitzonderingen op de regels van de past simple?

1. Misschien
2. Soms
3. Ja
4. Nee

Wat is de beste manier om onregelmatige werkwoorden te leren?

1. Door ze te schrijven
2. Door ze te oefenen
3. Door ze te lezen
4. Door ze te horen

Wat is het hulpwerkwoord dat gebruikt wordt om een vraag of ontkenning te maken?

1. done
2. do
3. does
4. did

Wat is het patroon voor reguliere werkwoorden in de past simple?

1. -s of -es aan het eind
2. geen vast patroon
3. -ing aan het eind
4. -ed aan het eind