Alle begrippen in verschillende vragen om te oefenen.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Check je zelf - oefenen
Alle begrippen in verschillende vragen om te oefenen.
Slide 1 - Diapositive
Rijk land
Ontwikkelingsland
veel armoede
Goede wegen
kinderarbeid
weinig onderwijs
slechte gezondheidszorg
veel fabrieken
veel medicijnen
Veel zelfvoorziening
Slide 2 - Question de remorquage
In ontwikkelingslanden is er slechte die nodig is voor vervoer en communicatie. Een probleem is dat regeringen vaak zijn.
Door hoge zijn ontwikkelingslanden vaak veel geld kwijt aan rente en aflossing. Arme landen zitten in een waardoor ze moeilijk uit de armoede komen.
infrastructuur
corrupt
schulden
vicieuze cirkel
Slide 3 - Question de remorquage
Bij fairtrade producten:
A
krijgen boeren meer werk voor hetzelfde geld
B
krijgen boeren een eerlijke prijs voor hun producten
C
krijgen boeren vliegtickets in ruil voor hun producten
D
verdienen de supermarkten meer geld
Slide 4 - Quiz
Inkomen per hoofd van de bevolking
Noodhulp
Ontwikkelingslanden
Structurele hulp
De oorzaak van het ene probleem is een gevol van een ander probleem. Met hulp van buitenaf kan het worden doorbroken.
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen
Hulp in noodsituaties, zoals geven van voedsel, medicijnen. Met als doel op korte termijn de mensen te laten overleven
Vicieuze cirkel
Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijven en de landen economisch zelfstandig te maken. Deze hulp is gericht op lange termijn
Het gemiddelde inkoper per inwonter van een land
Slide 5 - Question de remorquage
Wat is een vicieuze cirkel?
A
Iets onzichtbaars
B
Oorzaak van het ene probleem is het gevolg van een ander probleem
C
Cirkel die ronddraait
D
Mensen in ontwikkelingslanden leven in armoede
Slide 6 - Quiz
Import of export?
Het geld gaat van buitenland naar binnenland.
A
import
B
export
Slide 7 - Quiz
Import of export? Nederland verkoopt gas uit Groningen aan Duitsland
A
Import
B
Export
Slide 8 - Quiz
Amerika is een gesloten economie omdat er weinig import en export is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
Slide 10 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van noodhulp?
A
Medicijnen, mobiel en onderdak
B
Voedsel, onderwijs en speelgoed
C
Medicijnen, voedsel en speelgoed
D
Voedsel, medicijnen en onderdak
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen noodhulp en structurele hulp?
A
noodhulp is voor nood, structurele hulp is voor structuur
B
noodhulp is op korte termijn, structurele hulp is op lange termijn
C
noodhulp is op lange termijn, structurele hulp is op korte termijn
D
geen idee
Slide 12 - Quiz
Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie
Slide 13 - Question de remorquage
EU-land
EMU-land
Slide 14 - Question de remorquage
Binnen de Europese Unie is er een interne markt. Er is daardoor vrij verkeer van en , van , en van .
De EU heeft de Europese Unie (EMU) opgericht met als doel een gezamenlijke munteenheid, de Euro, te gebruiken.
Goederen
Diensten
Personen
Kapitaal
Monetaire
Slide 15 - Question de remorquage
Invoerrechten zijn er om:
A
De eigen markt te beschermen tegen goedkope buitenlandse producten
B
meer te verdienen in een land
C
De import af te remmen en de eigen markt te stimuleren
D
alle drie zijn correct
Slide 16 - Quiz
In de EU zijn geen invoerrechten. Wat zijn invoerrechten?
A
belasting over spullen uit het buitenland
B
belasting over spullen naar het buitenland
C
een soort BTW
D
Exportbelastingen
Slide 17 - Quiz
De volgende soort sommen kunnen in de toets zitten:
Rekenen met grote getallen
Berekeningen met vreemd geld
% - sommen
Hieronder de oefenopdrachten
Slide 18 - Diapositive
Er zitten 25 leerlingen in de klas. Vandaag zijn er 3 leerlingen ziek. Hoeveel % van de leerlingen is ziek?
Wat : waarvan x 100 of deel :geheel x100
Slide 19 - Question ouverte
Spanje exporteert in totaal €429 miljard aan goederen. €312 miljard naar landen in de EU. Hoeveel % is dat?
Slide 20 - Question ouverte
Je bent op vakantie in Londen. Je koopt een souvenir voor 5 Britse ponden. 1 Pond kost €1,17. Wat kost het souvenir in Euro's?
Slide 21 - Question ouverte
Frankrijk exporteert in totaal voor €625 miljard. 62% daarvan gaat naar landen in de EU. Hoeveel € is dat?
Slide 22 - Question ouverte
India heeft een nationaal inkomen van $2660 miljard. Er wonen 1,3 miljard inwoners. Bereken het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking