KLas 1 - Chapitre 1 - Herhaling

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui

Réviser avoir

Corriger ex. 30, 31, 32

Réviser chapitre 1

Poster

Les buts: 

een kennismakingsgesprek voeren

werkwoord avoir gebruiken

AVOIR ( = hebben)

AVOIR 

Vervang le / la / l' door un of une:

le camping

1. un camping
2. une camping

Vervang le / la / l' door un of une:

la mer

1. un mer
2. une mer

Kies het juiste lidwoord

... oncle (m)

1. le
2. la
3. l'
4. les

Zet in het meervoud:
le chat

Zet in het meervoud:
l'hôtel

hij heeft

1. j'ai
2. tu as
3. il a
4. ils ont

Vul de goede vorm in van avoir:
nous ...

1. as
2. a
3. avez
4. avons

Vertaal:
zij hebben (v)

Vul de juiste vorm van avoir in:
elle ...

d'accord

1. maar
2. oké
3. iets
4. gek

Ma soeur est petite / beaucoup

1. petite
2. beaucoup

Welke hoort er niet bij?

1. le cousin
2. le grand-père
3. le frère
4. le jour

vaak

1. souvent
2. toujours
3. avec
4. pour

Vertaal in het Nederlands:
Nous avons un problème.

Schrijf in het Frans:
Hij heeft een vriend.

Vertaal in het Nederlands:
Les soeurs ont un cousin.

Poster