AH2 Woordenschat 30 maart

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • Je herkent en begrijpt de metafoor, de vergelijking en de personificatie (H1+2)
  • Je herkent, begrijpt en kunt vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen gebruiken (H3)

Slide 2 - Diapositive

H1 Vergelijking
Voorbeelden:
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop.
De winnaar van de Voice was zo trots als een pauw.
Het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje.

Slide 3 - Diapositive

In een vergelijking staan twee dingen die op elkaar lijken naast elkaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Katja is zo vrij als een vogel.
Wat is het object?
A
Katja
B
vrij
C
vogel
D
als

Slide 5 - Quiz

Maak zelf een originele vergelijking:
Messi bloedde als een .......

Slide 6 - Question ouverte

H2 Metafoor en personificatie
Voorbeelden:
  • Onze tuin snakt naar regen.
  • Als je moet wachten, kruipt de tijd voorbij.
  • Pelle, heb jij een gat in de hand?
  • Er zijn veel redenen om allemaal naar de rode planeet te verkassen.

Slide 7 - Diapositive

Maak zelf een zin met het woord giraf als metafoor.

Slide 8 - Question ouverte

Dat klinkt allemaal heel mooi, maar zijn er geen problemen?
Metafoor voor problemen?
A
fietsen
B
struikelblokken
C
andere problemen
D
blokken beton

Slide 9 - Quiz

Danst lenig je hart
als een jonge hond
door luchtige straten (personificatie?)
A
danst lenig je hart
B
als een jonge hond
C
luchtige straten

Slide 10 - Quiz

Maak een personificatie met het woord kruipen.

Slide 11 - Question ouverte

Hoe ging het vandaag met beeldspraak?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage

Waar moet nog extra aandacht aan besteed worden? Kies er één!
metafoor
vergelijking
personificatie
zelf zinnen formuleren
voorzetsels
spreekwoorden
rijmende paren
oude naamvallen

Slide 13 - Sondage

Slide 14 - Diapositive

H3 
Vaste voorzetsels:
  1. werkwoorden: rekenen op
                                    kennismaken met

Slide 15 - Diapositive

Maak een zin met het werkwoord rekenen.

Slide 16 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord rekenen op.

Slide 17 - Question ouverte

H3 Voorzetseluitdrukking
  • Sophie maakt haar sommen met behulp van een geodriehoek.
  • Iedereen weet dat rijden onder invloed van alcohol ongelukken brengt.

Slide 18 - Diapositive

Sophie maakt haar sommen met behulp van een geodriehoek.
Vervangen door 1 vz.

Slide 19 - Question ouverte

Op grond van een vergelijking heb ik gekozen voor Duits.
A
met
B
vanwege
C
over
D
door

Slide 20 - Quiz

Hoe ging het vandaag met de beeldspraak?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Waar moet nog extra aandacht aan besteed worden? Kies er één!
metafoor
vergelijking
personificatie
zelf zinnen formuleren
voorzetsels
spreekwoorden
rijmende paren
oude naamvallen

Slide 22 - Sondage

Slide 23 - Diapositive

H6 oude naamvallen
- de Nederlandse taal is oud en verandert
- veel naamvallen verdwenen
- oude naamvallen zijn nog te zien in sommige woorden en woordcombinaties

- de:  aan den lijve
- te: ter plaatse

Slide 24 - Diapositive

Vorige week heeft de tandarts mij tot bloedens toe mishandeld. woordcombinatie met oude naamval?
timer
0:30

Slide 25 - Question ouverte

Nog altijd worden er mensen ter dood veroordeeld. betekenis ter dood?
timer
0:10
A
heel lang
B
tot de dood

Slide 26 - Quiz

De receptie vindt plaats ........ (huis) van de bruid. Gebruik een woordcombinatie met oude naamval.
timer
0:15
A
den huis
B
in het huis
C
ter huize
D
ten huize

Slide 27 - Quiz

In verzorgingshuis Avondrood zijn veel oudjes slecht .....(been). Geef ook betekenis
timer
0:25

Slide 28 - Question ouverte

Voor wij naar Nederland kwamen, hebben wij lang in ......(vreemd) gewoond.
A
het vreemde land
B
ten vreemde
C
ter vreemd
D
den vreemde

Slide 29 - Quiz

Geef de betekenis:
1. in den vreemde
2. des duivels
timer
0:25

Slide 30 - Question ouverte

H2 Woordenschat 
Opdracht 3
Maak met elk woord uit de linker rij en een woord uit de rechter rij een bestaand spreekwoord:
- aantrekken                                                                        gooien
- neus                                                                                      tong
-pet                                                                                          zalm

Spreekwoord: Dat is het neusje van de zalm = dat is de allerbeste kwaliteit

Slide 31 - Diapositive

Maak een spreekwoord met de woorden: pet en gooien

Slide 32 - Question ouverte

Hij gooit er met de pet naar.
Betekenis?
timer
0:15
A
Hij eet alles op.
B
Hij doet zijn best niet.
C
Hij heeft enorme spijt.
D
Hij geeft te gemakkelijk geld uit.

Slide 33 - Quiz

H3 Woordenschat
Opdracht 3
Over spreekwoorden/uitdrukkingen die over geld gaan.

werkwoord stinken: Hij is een rijke stinkerd.
Betekenis: Hij is heel rijk.

Slide 34 - Diapositive

Maak een zinnetje over geld met het werkwoord zwemmen: Hij .....
timer
0:25

Slide 35 - Question ouverte

Uitdrukking/spreekwoord over geld.
Dat is ..... verdiend geld.
timer
0:10
A
snel
B
zuur
C
lekker
D
zoet

Slide 36 - Quiz

Geef de betekenis: Dat is zuur verdiend geld.
timer
0:20
A
voor dat geld is hard gewerkt
B
geld maakt niet gelukkig
C
er is meer in het leven dan rijkdom
D
dat geld stinkt

Slide 37 - Quiz

Herhaling alle hoofdstukken
Vergelijking
Metafoor personificatie
Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
Rijmende paren
Handel en scheepvaart
Oude naamvallen

Slide 38 - Diapositive

timer
0:25
Noteer een voorzetseluitdrukking

Slide 39 - Carte mentale

Welk vast voorzetsel hoort bij:
zich bemoeien .....
timer
0:10
A
in
B
met
C
aan
D
over

Slide 40 - Quiz

De politiek is net een poppenkast.
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 41 - Quiz

Slot

Slide 42 - Diapositive

1. Wat gaat goed?
2. Wat kan beter?

Slide 43 - Carte mentale

Slot
  • Maak een planning 
  • Uitdelen woordenlijsten
  • Extra oefenen?
  • Maak zelf zinnen met een metafoor, personificatie, vergelijking, spreekwoorden.

Slide 44 - Diapositive