Syndroom van Down

                                Welkom!
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

                                Welkom!

Slide 1 - Diapositive

hoe zit je er bij vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Slide 3 - Vidéo

In deze les:
* Wat is het syndroom van Down
* Hoe ontstaat dit
* Uiterlijke kenmerken
* Lichamelijke kenmerken
* Hoe om te gaan met het syndroom van Down

Tussendoor filmpje(s) en quizvragen

Slide 4 - Diapositive

Aan het eind van deze les:
* Kan de student uitleggen wat het syndroom van down is 
* Kan de student uitleggen hoe het syndroom van down ontstaat
* Kan de student uiterlijke kenmerken benoemen 
*Kan de student benoemen 'hoe om te gaan met een cliënt met het syndroom van down'. 


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Syndroom van Down

Slide 7 - Carte mentale

6. hoeveel kinderen worden er per jaar gemiddeld geboren met het Syndroom van down?
150
221
275
400
519

Slide 8 - Sondage

Slide 9 - Vidéo

Een extra chromosoom bij het 21e chromosomenpaar

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

7. Wat zijn uiterlijke kenmerken van een persoon met het Syndroom van Down?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wat is de gemiddelde leeftijdsverwachting voor iemand met het syndroom van down?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Vidéo

De kans op Down neemt toe naarmate de moeder ouder is....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Het risico op syndroom van down neemt toe naarmate de moeder ouder wordt.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Uiterlijk kenmerken van syndroom van down:

Scheefstaande ogen
Een kleine schedel en relatief weinig achterhoofd
Asymmetrisch oren
Een relatief kleine mond en een dikke gegroefde tong
Een brede korte nek
Korte armen, benen en voeten
Korte brede handen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Bij 96% van de mensen met het downsyndroom zorgt een fout tijdens de celdeling voor het extra chromosoom.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Wat is een uiterlijke kenmerk van het syndroom van down?
A
Veel haar
B
Ondergewicht
C
Lange vingers en tenen
D
Een grote tong

Slide 24 - Quiz

Mensen met het syndroom van down zijn licht verstandelijk beperkt
A
Nooit
B
Soms
C
Altijd
D
syndroom van down heeft niets met een verstandelijke beperking te maken

Slide 25 - Quiz

Welke afwijkingen komen voor bij mensen met het syndroom van down?
A
gehoorafwijking
B
hartafwijking
C
oogafwijking
D
neurologische afwijking

Slide 26 - Quiz

Wat zijn gedragskenmerken van mensen met het syndroom van down?
A
Eigenwijs
B
Vriendelijk
C
Koppig
D
Verlegen

Slide 27 - Quiz

Hoeveel % van de mensen met down hebben een licht tot matig verstandelijke beperking?
A
50-60%
B
60-70%
C
75-80%
D
70-85&

Slide 28 - Quiz

Welk chromosoom heeft iemand met het Syndroom van down te veel?
A
Chromosoom 12
B
Chromosoom 20
C
Chromosoom 21
D
Chromosoom 26

Slide 29 - Quiz

Van wie erft het kind het extra chromosoom?
A
Vader
B
Moeder
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 30 - Quiz

Welke complicaties komen er voor bij mensen met het syndroom van down ?
A
Ernstige hartafwijking.
B
Gehoorproblemen.
C
Oogproblemen.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Omgang met syndroom van Down
1. Personen met Downsyndroom zijn niet allemaal hetzelfde. De verschillen kunnen zelfs heel groot zijn, met name bij: het begrijpen van taal, spreken en zelfredzaamheid.
2. Gehoorverlies komt heel erg vaak voor bij jongeren en volwassenen met Downsyndroom.
3. Personen met Downsyndroom hebben vaak wat meer tijd nodig om informatie die zij hebben gehoord te verwerken.
4. Over het algemeen begrijpen mensen met Downsyndroom meer taal dan je zou verwachten op grond van de manier waarop zij spreken.



Slide 33 - Diapositive

Omgang met syndroom van down
5. Geef bij het aanleren van iets nieuws niet te veel informatie in één keer. 
6. Mensen met Downsyndroom verwerken en onthouden visuele informatie vaak beter dan informatie die zij alleen hebben gehoord
7. Kondig gebeurtenissen en activiteiten duidelijk aan. 
8. Probeer de persoon met Downsyndroom zo leeftijdadequaat mogelijk te bejegenen.
9. Geef grenzen aan bij ongepast gedrag. 
10. Doe zo gewoon mogelijk.







Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien

Vragen?
VRAGEN?

Slide 36 - Diapositive