Hoofdstuk 6.2 (Arbeidsmarkt)

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is de toets?
H3A Woensdag 20 december Toets H6 + H7

H3B Dinsdag 19 december Toets H6 + H7

H3C Maandag 18 december Toets H6 + H7

H3D Dinsdag 19 december Toets H6 + H7

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesplanning
  • Start hoofdstuk 6.2
  • Klassikale oefening (opdr. 6.24)
  • Aan de slag met de opdrachten

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je:
  • wat het verschil is tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
Aan het einde van deze les kan je:
  • het schema van de arbeidsmarkt invullen.
  • het werkloosheidpercentage berekenen.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag naar arbeid

Aanbod van arbeid 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag naar arbeid
Vraag naar arbeid vanuit...

  • ondernemingen
  • niet-commerciële organisaties
  • vacatures 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanbod van arbeid
Alle mensen die werk hebben of zoeken voor minimaal 1 uur per week.
  • werknemers
  • zelfstandigen
  • werklozen

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Prijs op de arbeidsmarkt
De prijs die op de arbeidsmarkt tot stand komt = loon

Qv = aantal gevraagde personen 
Qa = aantal aanbieders
L = uurloon in euro's

Le = evenwichtsloon, Qe = evenwichtshoeveelheid

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkgelegenheid
Werkgelegenheid = alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid
Vacatures = alle openstaande banen


Vraag naar arbeid = werkgelegenheid + vacatures









Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beroepsbevolking


= Alle mensen tussen de 15 en 75 jaar die kunnen & willen werken.
1. iedereen die al werkt 
2. werklozen 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 6.24

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 6.24

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 6.24

Slide 17 - Diapositive

c. Loon daalt -> werknemers worden goedkoper voor werkgevers.
Loon daalt = meer vraag naar arbeid.


d. Loon stijgt -> het wordt aantrekkelijk om te werken -> meer aanbod.
Splitsing van de markt
Arbeidsmarkt bestaat uit...
  1. Goederensector
  2. Dienstensector

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
  • H6 Markten
      Maken paragraaf 6.2. Arbeidsmarkt (blz.83)
      Opdracht 6.22 t/m 6.28
timer
7:00

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesplanning
  • Video
  • Laatste deel hoofdstuk 6.2
  • Klassikale oefening
  • Aan de slag met de opdrachten

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kan je:
  • redeneren en rekenen met de samenhang tussen arbeidsproductiviteit, werkende beroepsbevolking en productiewaarde.
  • de situatie van flexwerkers beschrijven

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkloosheid
Werkloosheidspercentage: Aantal werklozen in procenten van de beroepsbevolking

Voorbeeld: 
arbeidsproductiviteit = 40.000,   productiewaarde = 162 miljard,    beroepsbevolking = 4,5 miljoen

Hoe groot is de werkloosheid?
1. hoeveel is de werkgelegenheid?   

                                                                                              

    162 mijard: 40.000 = 4,05 miljoen

2. Hoeveel is de werkloosheid?            
        = 10%




Arbeidsproductiviteit
=
productiewaarde
:
werkgelegenheid
40.000
=
162 miljard
:
?
2
=
6
:
3
Werkloosheid = 
aantal werklozen
:
beroepsbevolking
X
100%
4,5 miljoen - 4,05 miljoen)
:
4,5 miljoen       
X
100%

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit
Hoe meer werkende, hoe hoger de productie, hoe hoger de welvaart.

Arbeidsproductiviteit (apt)= Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd


Conclusie
Als de arbeidsproductiviteit stijgt, worden er meer producten gemaakt door hetzelfde aantal mensen, en neemt de welvaart per persoon toe.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor kan de arbeidsproductiviteit toenemen?
  • technologische ontwikkeling, zoals automatisering en mechanisering
  • betere arbeidsverdeling (wie doet wat, specialisatie)
  •  scholing
  • prestatiebeloning (bonus)
  • arbeidsomstandigheden

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
  • H6 Markten
      Maken paragraaf 6.2. Arbeidsmarkt (blz.86)
      Opdracht 6.29 t/m 6.35
timer
5:00

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions