2K - Spelling H2: Engelse werkwoorden

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling Spelling H2

Leerdoel:
- Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen

Huiswerk donderdag 13 januari:
- Leren: theorie Spelling H1 en H2 (blz. 34, 36, 64, 66)


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling Spelling H2

Leerdoel:
- Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen

Huiswerk donderdag 13 januari:
- Leren: theorie Spelling H1 en H2 (blz. 34, 36, 64, 66)


Slide 1 - Diapositive

timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

- Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen

Slide 3 - Diapositive

 H2 Spelling Engelse werkwoorden
Zo spel je Engelse werkwoorden
- De ik-vorm maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen 
(speechen-ik speech, e-mailen - ik e-mail). 
Soms moet je alleen een -n verwijderen (racen - ik race, daten - ik date)

- Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen-softbal). 
Let op: dit gebeurt niet als dit een andere uitspraak veroorzaakt (paintballen - paintball). Twijfel je? Gebruik het (online)woordenboek!

Slide 4 - Diapositive





- In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je de ik-vorm of de ik-vorm+t 
(mixen - ik mix, jij mixt, brunchen - ik brunch, jij bruncht)

- In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je 'T eXFoKSCHaaP (ik game, ik heb gegamed, ik mix, ik heb gemixt)
 H2 Spelling Engelse werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 6 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 7 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t (want: 'T eX FoKSCHaaP)

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 8 - Diapositive

Kort dictee
1. Zorg ervoor dat je de bestanden (saven)!
2. Tim heeft namelijk alle bestanden (deleten)...
3. Zij (highfiven) altijd als ze me ziet.
4. (Daten) jij gisteren serieus met mijn broer??
5. Nee, ik heb met je neef (daten).
6. (Baseballen) je zus of (volleyballen) ze?
7. Vroeger hebben wij veel (waterpoloën)
8. In de vakantie hebben we heerlijk (relaxen).

Slide 9 - Diapositive

Antwoorden dictee
1. Zorg ervoor dat je de bestanden savet
2. Tim heeft namelijk alle bestanden gedeletet... (deleten - delet- dus +t)
3. Zij highfivet altijd als ze me ziet. (ik-vorm+t)
4. Datete jij serieus met mijn broer?? (ik-vorm + te)
5. Nee, ik heb met je neef gedatet. (daten - dat - dus +t)
6. Baseballt je zus of volleybalt ze? (als het Engels klinkt, dubbel l laten staan)
7. Vroeger hebben wij veel gewaterpolood. (Waterpolo - dus +d)
8. In de vakantie hebben we heerlijk gerelaxt. (relaxen - relax - dus +t)

Slide 10 - Diapositive

Spelling H1+H2
Spelling H1
- leestekens
- gebiedende wijs

Spelling H2
- leenwoorden
- de vervoeging van 
Engelse werkwoorden
En nu:
Maak van 
hoofdstuk 1 en 2 Spelling alle opdrachten van 'trainen'

Slide 11 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden gebruiken we vaak?

Slide 12 - Question ouverte

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb al die oude contacten (vd)


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete

Slide 16 - Quiz

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 17 - Quiz