bijvoeglijk naamwoord + herh (delend)lidwoord

Hoe zit het ook alweer?

Als je de hoeveelheid NIET weet dan gebruik je ........?
A
de
B
du/de la/ de l´/ des
C
le/la/l´/les
1 / 39
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoe zit het ook alweer?

Als je de hoeveelheid NIET weet dan gebruik je ........?
A
de
B
du/de la/ de l´/ des
C
le/la/l´/les

Slide 1 - Quiz

Als je de hoeveelheid wel weet en na een ontkenning gebruik je.......
A
de
B
du/de la/de l´/des
C
le/ la/l´/ les

Slide 2 - Quiz

Na aimer/ adorer/ détester/ préférer gebruik je.........?
A
de
B
du/ de la/ de l´/des
C
le/la/l´/les

Slide 3 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Mon père a mangé ........ fromage (m)
A
du
B
le
C
de
D
de la

Slide 4 - Quiz

Je vais acheter 500 grammes ........ fraises.
A
du
B
de
C
les
D
des

Slide 5 - Quiz

Je préfère ........ pizza (v).
A
de la
B
la
C
de
D
le

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je IN/NAAR/OP/AAN in het Frans?
A
à
B
de

Slide 7 - Quiz

Hoe vertaal je VAN in het Frans?
A
à
B
de

Slide 8 - Quiz

Hoe vertaal je in deze zin:
NAAR DE
Je suis allé ....... cinéma (m).
A
au
B
à la
C
du
D
à le

Slide 9 - Quiz

Hoe vertaal je in deze zin
VAN DE?
Les couleurs ........ drapeau (m) hollandais sont: rouge, blanc et bleu
A
au
B
du
C
à la
D
de le

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je in deze zin:
IN DE?
Il habite ........ Etats-Unis.
A
au
B
du
C
aux
D
des

Slide 11 - Quiz

Hoe vertaal je in deze zin:
VAN HET?
Le père ....... fille(v) est sévère.
A
du
B
au
C
de la
D
à la

Slide 12 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 14 - Quiz

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
mooi
B
auto
C
spelen
D
Duitse

Slide 15 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud:     -                                  grand
Vrouwelijk enkelvoud:   + e                              grande
Mannelijk meervoud:     + s                              grands
Vrouwelijk meervoud:    + es                           grandes

Slide 16 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison (v).
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
Paul a un vélo (vert) _______________

Slide 22 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (passé)

Slide 23 - Question ouverte

Uitzonderingen vrouwelijk enkelvoud
A. Geen extra E als bijvoeglijk naamwoord al op E eindigt.
Bijvoorbeeld: un jeune garçon -     une jeune fille

B. Er zijn bijvoeglijk naamwoorden met een eigen vrouwelijk vorm. Deze moet je kennen
mooi   = beau - belle                                 lang  = long- longue
oud      = vieux - vieille                              dik     = gros - grosse
nieuw  = nouveau - nouvelle                 wit     = blanc-blanche
goed = bon - bonne


Slide 24 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère.
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 26 - Quiz

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal:
Le prof porte un pantalon (wit) _______

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Slide 30 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
Je mange dans un (nouveau) __________________ restaurant.

Slide 31 - Question ouverte

Uitzonderingen mannelijk meervoud
A.  Geen extra S als bijvoeglijk naamwoord al op S of X eindigt.

Bijvoorbeeld:
le gros garçon -Les gros garçons 

B.  Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op EAU dan een X in het meervoud

Bijvoorbeeld
Le beau garcon - Les beaux garcons  

Slide 32 - Diapositive

Wat is de juiste vorm van het BVNW?
Il a deux ............ (oude) chiens.
A
vieuxs
B
vieux
C
vieille
D
vieilles

Slide 33 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het BVNW?
On a acheté de (nieuw)_____ pantalons(m)
A
nouveau
B
nouveaus
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 34 - Quiz

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal in de zin?
A
voor het znw
B
achter het znw

Slide 35 - Quiz

Uitzonderingen plaats bvnw

Grand, petit
beau, joli
jeune, vieux
gros, bon, nouveau, haut
mauvais, long

Deze bvnw staan VOOR het zelfstandig naamwoord. 


Slide 36 - Diapositive

Wat is de juiste vertaling van:

Een belangrijke wedstrijd?
A
un match important
B
un important match

Slide 37 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
een gevaarlijke weg
A
une route dangereuse
B
une dangereuse route

Slide 38 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
Een knap meisje?
A
une jolie fille
B
une fille jolie

Slide 39 - Quiz