Er zijn drie soorten werkwoorden: - het zelfstandig werkwoord
- het koppelwerkwoord
- het hulpwerkwoord
Het ZWW en HWW gaan we behandelen, het KWW niet!
Dit hoef je ook niet voor de toets te kennen.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
werkwoorden
Er zijn drie soorten werkwoorden: - het zelfstandig werkwoord
- het koppelwerkwoord
- het hulpwerkwoord
Het ZWW en HWW gaan we behandelen, het KWW niet!
Dit hoef je ook niet voor de toets te kennen.
Slide 1 - Diapositive
Hulpwerkwoord
Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, zitten er ook hulpwerkwoorden (hww) in de zin. Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin voorkomen. - Bij meerdere werkwoorden is het belangrijkste werkwoord van de zin het zelfstandig werkwoord en deze staat vaak achteraan de zin. - De persoonsvorm is altijd een hulpwerkwoord en helpt het werkwoord dat achterin staat.
Slide 2 - Diapositive
Zelfstandig werkwoord
Als er in een zin maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig naamwoord (zww). Het geeft aan wat het onderwerp doet. Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan.
lopen, spelen, werken, zwemmen, repareren
Slide 3 - Diapositive
Voorbeeld
- Op zondag schaakt (zww) oom Jan met zijn neefje.
- Op zondag wil (hww) oom Jan schaken (zww) met zijn neefje.
- Op zondag zou (hww) oom Jan willen (hww) schaken (zww) met zijn neefje.
Slide 4 - Diapositive
Hoe veel werkwoorden zitten er in de zin?
1. De vleesetende bekerplant kan in zijn onderste bekers 30 gram vlees verteren.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quiz
Er zitten twee werkwoorden in. Welke combinatie zit er dan in de zin?
1. De vleesetende bekerplant kan in zijn onderste bekers 30 gram vlees verteren.
A
hww en hww
B
zww en zww
C
hww en zww
Slide 6 - Quiz
1. De vleesetende bekerplant kan in zijn onderste bekers 30 gram vlees verteren.
KAN =
A
hww
B
zww
Slide 7 - Quiz
1. De vleesetende bekerplant kan in zijn onderste bekers 30 gram vlees verteren.
VERTEREN =
A
hww
B
zww
Slide 8 - Quiz
Hoe veel werkwoorden zitten er in de zin?
2. Toekomstige marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quiz
Er zitten drie werkwoorden in. Welke combinatie zit er dan in de zin?
2. Toekomstige marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling.
A
hww, hww en hww
B
zww, zww en zww
C
hww, zww en zww
D
hww, hww en zww
Slide 10 - Quiz
2. Toekomstige marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling.
ZULLEN =
A
hww
B
zww
Slide 11 - Quiz
2. Toekomstige marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling.
LIJDEN =
A
hww
B
zww
Slide 12 - Quiz
2. Toekomstige marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling.
HEBBEN =
A
hww
B
zww
Slide 13 - Quiz
Hoe veel werkwoorden zitten er in de zin?
3. Hoe veel vlinders, poppen en rupsen vind je op 100 vierkante meter?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quiz
Er zitten drie werkwoorden in. Welke combinatie zit er dan in de zin?
3. Hoe veel vlinders, poppen en rupsen vind je op 100 vierkante meter?
A
hww
B
zww
Slide 15 - Quiz
3. Hoe veel vlinders, poppen en rupsen vind je op 100 vierkante meter?
VIND =
A
hww
B
zww
Slide 16 - Quiz
4. Je vingerafdrukken blijken door de jaren heen langzaam te veranderen.
BLIJKEN =
A
hww
B
zww
Slide 17 - Quiz
5. Veel jongeren mogen tijdens hun campingvakantie graag lekker barbecueën.
Wat is het hww?
Slide 18 - Question ouverte
A
hww
B
zww
Slide 19 - Quiz
6. New Yorkers kunnen straks gratis internetten bij speciale wifi-prullenbakken.
Wat is het zww?
Slide 20 - Question ouverte
5. Veel jongeren mogen tijdens hun campingvakantie graag lekker barbecueën.
Wat is het zww?
Slide 21 - Question ouverte
6. New Yorkers kunnen straks gratis internetten bij speciale wifi-prullenbakken.
Wat is het hww?
Slide 22 - Question ouverte
Ik weet het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord