§ 4 - signaalwoorden en zinsverbanden

Pak je leesboek voor je en begin met lezen.
timer
3:30
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek voor je en begin met lezen.
timer
3:30

Slide 1 - Diapositive

Herhaling § 3 Onbekende woorden 
Maak opdracht 2 af

Klaar? opdracht 1 + 3 (blz. 15/16)

timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Herhaling § 3 Onbekende woorden 
Maak opdracht 1 + 3 (blz. 15/16) af

Klaar?
- Doorlezen blz. 21 groene vlak
Opdracht 2, blz. 22 --> start maken

timer
12:00

Slide 3 - Diapositive

Lezen § 4 
Signaalwoorden en tekstverbanden


Slide 4 - Diapositive

Tekstverband

Een tekstverband geeft aan wat zinnen of  alinea's met elkaar te maken hebben.

Een tekstverband kun je herkennen aan een signaalwoord. 


Slide 5 - Diapositive

Spinnen aan de drugs
Een normaal spinnenweb ziet eruit als een fietswiel. Een spin heeft drugs gekregen. Het web dat ze weeft neemt heel andere vormen aan. Amerikaanse onderzoekers stelden het vast. Ze deden een aantal proeven met stimulerende en verdovende middelen.
Spinnen die onder invloed zijn van marihuana beginnen hun web te weven op de gewone manier. Na een poosje verliezen ze hun concentratie. Ze raken verdoofd. Het web ziet er in het midden uit als een normaal web. Aan de buitenkant zit het vol gaten.

Slide 6 - Diapositive

Welke tekst was beter te lezen?
- Wat is het verschil tussen de teksten? 
- Wat vind jij prettiger lezen? 

Slide 7 - Diapositive

Spinnen aan de drugs
Een normaal spinnenweb ziet eruit als een fietswiel. Maar als een spin drugs heeft gekregen, neemt het web dat ze weeft heel andere vormen aan. Dat stelden Amerikaanse onderzoekers vast toen ze een aantal proeven deden met stimulerende en verdovende middelen.
Spinnen die onder invloed zijn van marihuana beginnen hun web te weven op de gewone manier. Maar na een poosje verliezen ze hun concentratie en raken ze verdoofd. Het web ziet er in het midden nog wel uit als een normaal web, maar aan de buitenkant zit het vol gaten.

Slide 8 - Diapositive

OPSOMMEND VERBAND

Slide 9 - Diapositive

Ik heb goed geleerd voor de toets. Eerst heb ik woordjes geleerd en de zinnen heb ik geoefend. Ook heeft moeder me overhoord.

De zinnen zijn met elkaar verbonden. 
Aan de woordjes EERST, EN en OOK kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets opgesomd.
Dit noem je een OPSOMMEND verband

Slide 10 - Diapositive

TEGENSTELLEND VERBAND

Slide 11 - Diapositive

Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.

De zinnen zijn met elkaar verbonden.
Aan het woordje MAAR kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er zit namelijk een tegenstelling in.
Dit noem je een TEGENSTELLEND verband

Slide 12 - Diapositive

CHRONOLOGISCH VERBAND

Slide 13 - Diapositive

Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen.

Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren.

Aan de woorden EERST en DAARNA kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 

Slide 14 - Diapositive

TOELICHTEND VERBAND

Slide 15 - Diapositive

Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars en technici.

Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp.
Aan het woord ZOALS herken je dat er toelichting wordt gegeven. 

Slide 16 - Diapositive

Maak: opdracht 1 van blz. 21

Over 10 minuten gaan we deze bespreken. 



Slide 17 - Diapositive

Genoemde zaken zijn elkaars tegenovergestelde
A
Geen zinsverband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 18 - Quiz

Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd
A
Geen zinsverband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 19 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
Geen zinsverband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 20 - Quiz

1. Lees de tekst op de volgende sheet.
Zoek de signaalwoorden in de eerste én tweede alinea
die horen bij een tegenstellend verband .

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Schrijf deze signaalwoorden op.

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Lees de tekst op de volgende sheet.
Waaraan herken je het opsommend verband?

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Zijn er nog vragen?

Slide 27 - Diapositive