Duits basiskennis 2e klas
1 / 45
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Was ist dein Name?
Slide 4 - Carte mentale
Stel jezelf in één zin voor in het Duits. (naam en leeftijd). Let op hoofdletters en punten.
Slide 5 - Question ouverte
Nogmaals en nu foutloos!
Stel jezelf in één zin voor in het Duits. (naam en leeftijd).
Stel jezelf in één zin voor in het Duits. (naam en leeftijd).
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Vertel in het Duits in één zin, waar je woont.
Slide 8 - Question ouverte
Nogmaals, nu foutloos: Vertel in het Duits in één zin, waar je woont.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Was ist dein Hobby?
Vertel in het Duits wat jouw hobby is of wat je hobby's zijn.
Vertel in het Duits wat jouw hobby is of wat je hobby's zijn.
Slide 12 - Question ouverte
Noem drie hobby's in het Duits. Let op hoofdletters!
Slide 13 - Carte mentale
Tellen in het Duits.
Maak de rij tot 10 af (in Duitse woorden). Eins, zwei, drei.........
Maak de rij tot 10 af (in Duitse woorden). Eins, zwei, drei.........
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
der
die
das
mannelijk
vrouwelijk en meervoud
onzijdig
Slide 16 - Question de remorquage
Slide 17 - Vidéo
Lidwoord van "Lehrer"
Slide 18 - Question ouverte
Lidwoord van "Lehrerin"
Slide 19 - Question ouverte
der
der
das
das
die
der
die
das
Slide 20 - Question de remorquage
mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die
Slide 21 - Question de remorquage
Lidwoorden: vul het juiste lidwoord in.
... Pferd
... Pferd
Slide 22 - Question ouverte
der
der
das
das
die
der
die
das
Slide 23 - Question de remorquage
De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen
Slide 24 - Quiz
DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben
Slide 25 - Question de remorquage
Kies uit: ein of eine
....... Mann (m)
Noteer alleen ein of eine
....... Mann (m)
Noteer alleen ein of eine
Slide 26 - Question ouverte
Kies uit: ein of eine
........... Schlange (v)
Noteer alleen ein of eine
........... Schlange (v)
Noteer alleen ein of eine
Slide 27 - Question ouverte
Ein/eine:
Wanneer gebruik je ein en wanneer eine?
Wanneer gebruik je ein en wanneer eine?
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Wat betekent "ich bin"?
Slide 31 - Question ouverte
Wat betekent "ik ben"?
Slide 32 - Question ouverte
Wat betekent "er ist"?
Slide 33 - Question ouverte
Wat betekent "Sie sind"?
Slide 34 - Question ouverte
Wat betekent "jij bent"?
Slide 35 - Question ouverte
Slide 36 - Diapositive
Vertaal: Hoe laat is het?
A
Was spät ist es?
B
Hoe spät ist es?
C
Wie spät ist es?
Slide 37 - Quiz
.... Spät ist es? Es is viertel nach zwei
A
Wann
B
Wo
C
Wie
D
Woher
Slide 38 - Quiz
Wie spät ist es?
Noteer je antwoord in een hele zin
(het is + getallen voluit)
Noteer je antwoord in een hele zin
(het is + getallen voluit)
Slide 39 - Question ouverte
Wie spät ist es?
Noteer je antwoord in een hele zin
(het is + getallen voluit)
Noteer je antwoord in een hele zin
(het is + getallen voluit)
Slide 40 - Question ouverte
Slide 41 - Diapositive
Hoeveel Bundesländer heeft Duitsland?
Slide 42 - Question ouverte
Slide 43 - Diapositive
Lidwoorden: vul het juiste lidwoord in.
... Stier
... Stier
