Thema 6 Ecologie

Thema 6 Ecologie
Quiz
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 6 Ecologie
Quiz

Slide 1 - Diapositive

Wat is de functie van het waslaagje op het blad?
A
Beschermen tegen aanval van insecten
B
Beschermen tegen uitdroging
C
Bescherming tegen zonnestralen
D
Beschermen tegen uitgroei

Slide 2 - Quiz

Er zijn een aantal woorden weggehaald uit deze optimumkromme, plaats de juiste woorden op de juiste plek
overlevingskans
optimum
maximum
minimum

Slide 3 - Question de remorquage

Wat zijn schutkleuren?
A
Kleuren die organismen beschermen tegen ziektes
B
Kleuren die helpen om organismen te verbergen in hun omgeving
C
Kleuren die helpen bij het voortbewegen van organismen
D
Kleuren die waarschuwen voor gevaar

Slide 4 - Quiz

Wat voor snavel heeft dit dier?
A
pincetsnavel
B
haaksnavel
C
kegelsnavel
D
zeefsnavel

Slide 5 - Quiz

Is dit dier een zoolganger, teenganger of hoefganger?
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger

Slide 6 - Quiz


Hier zie je gestroomlijnde dieren?
Wat betekent gestroomlijnd?
A
de kop, het lijf en de staart zijn bedekt met haren.
B
het dier heeft heel veel spieren
C
het dier geeft elektrische schokjes af en vangt zo zijn prooi
D
de kop, het lijf en de staart vormen één geheel, waardoor het dier zich snel kan bewegen

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort snavel is dit?
A
zeefsnavel
B
pincetsnavel
C
platte snavel
D
kegelsnavel

Slide 8 - Quiz

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 9 - Quiz

Wat zijn biotische factoren?

Slide 10 - Question ouverte

Nivea's van ecologie, zet ze in de juiste volgorden klein naar groot
individu
populatie
levensgemeenschap
biotoop
ecosysteem

Slide 11 - Question de remorquage

Hiernaast zie je een voedselweb. Hoeveel voedselketens zitten er totaal in dit voedselweb?

Slide 12 - Question ouverte

Wat zijn de reducenten in dit voedselweb?

Slide 13 - Question ouverte

De stikstofkringloop 
Ammonium
Nitraat
Stikstofgas
Ammoniakgas

Slide 14 - Question de remorquage

Abiotische factoren
Biotische factoren

Slide 15 - Question de remorquage

Wie is in deze voedselketen de producent?

Slide 16 - Question ouverte

Koolstofkringloop
dierlijke energierijke stoffen
fotosynthese
verbranding
koolstofdioxide
glucose
dierlijke energierijke stoffen

Slide 17 - Question de remorquage

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
mineralen
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 18 - Quiz

Je ziet een voedselketen uit de Noordzee.
In zee begint de voedselketen met plantaardig plankton.

Noem alle consumenten uit de voedselketen.

Slide 19 - Question ouverte

Biomassa is een energiebron.

Waarvan is biomassa afkomstig?

A
Van diepere aardlagen
B
Van lucht
C
Van organisch materiaal
D
Van water

Slide 20 - Quiz

Bacteriën horen bij de reducenten. Wat doen reducenten ook alweer?
A
energierijke stoffen omzetten in energiearme stoffen
B
energiearme stoffen omzetten in energierijke stoffen
C
planten omzetten in mineralen
D
stinkende stoffen produceren in slootjes

Slide 21 - Quiz

Herhaling: wat is er nodig voor verbranding? wat ontstaat er bij verbranding

Slide 22 - Question ouverte

wie is hier
geen
consument?

A
sla
B
slak
C
merel
D
poes

Slide 23 - Quiz

Een paard is een hoefganger. Hoefgangers lopen op:
A
De teenkootjes
B
De hele voetzool
C
De toppen van de tenen

Slide 24 - Quiz

Wat is een andere naam voor hoefganger?
A
teenganger
B
topganger
C
zoolganger

Slide 25 - Quiz