Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Wat weet jij van alcohol?
Test hier je kennis.
Slide 1 - Diapositive
Bekijk de afbeelding. In welk standaardglas zit de meeste alcohol?
A
In het wijn-glas.
B
In het bier-glas.
C
In het wiskey-glas.
D
In ieder standaardglas zit evenveel alcohol.
Slide 2 - Quiz
Waarom kunnen de meeste mensen niet meer uit hun woorden komen als ze dronken zijn?
A
Van alcohol worden je lippen dikker.
B
Het is voor je hersenen niet meer mogelijk om normale woorden te vormen.
C
Alcohol zorgt ervoor dat de tong niet goed aangestuurd wordt.
Slide 3 - Quiz
Welke uitspraak is WAAR?
A
Aan een jongere kan je goed zien of hij/ zij dronken is.
B
Na je 16e kun je net zo goed tegen alcohol als een volwassene.
C
Drink je voor je 15e jaar, dan is de kans op een alcoholverslaving groter als je volwassen bent.
D
Alcohol is alleen schadelijk voor jongeren als ze meer dan 15 glazen per week drinken.
Slide 4 - Quiz
Waarom moeten mensen zo vaak naar de wc als ze alcohol drinken?
A
Ze krijgen door het drinken veel meer vocht binnen dan normaal en daarom moeten ze vaker plassen.
B
Alcohol onderdrukt de productie van een hormoon dat er normaal voor zorgt dat je nieren water uit je plas terughalen voordat het je lichaam verlaat.
C
Alcohol bevat bacteriën die je blaas irriteren als je het hebt genuttigd.
Slide 5 - Quiz
Welk orgaan neemt het meeste alcohol op?
A
De slokdarm
B
De maag
C
De lever
D
De dunne darm
Slide 6 - Quiz
Waarmee kun je het afbraakproces van alcohol versnellen?
A
Door intensief te bewegen.
B
Door fruit te eten.
C
Door koffie te drinken.
D
Je kan het afbraakproces niet versnellen.
Slide 7 - Quiz
'Bier na wijn geeft venijn, wijn na bier geeft plezier'. Een bekende uitdrukking, maar wat betekent het precies?
A
Dat men beter eerst licht-alcoholische drankjes kan drinken en daarna pas de zwaardere alcoholische dranken.
B
Deze spreuk stamt uit de Middeleeuwen, toen wijn duurder was dan bier. Er wordt mee bedoeld dat het leuker is om in welvaart te stijgen, dan in welvaart te dalen.
C
Dat het altijd leuker is om met een biertje te beginnen, omdat er aan het begin van de avond nog volop bier is op feestjes. Aan het eind van de avond kan men overstappen naar wijn, als het bier op is.
Slide 8 - Quiz
Waar of niet waar? Vrouwen doen gemiddeld langer over de afbraak van alcohol dan mannen, omdat ze meer lichaamsvet hebben. Alcohol lost goed op in vet, waardoor de lever het moeilijker kan afbreken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Sinds wanneer drinkt men bier?
A
4500 v. Chr.
B
30 n.Chr.
C
200 n.Chr
Slide 10 - Quiz
Mag je als je teveel gedronken hebt, nog fietsen?
A
Nee, je mag geen voertuig besturen onder invloed, dus ook geen fiets.
B
Ja, want je vormt niet echt een gevaar voor andere mensen.
C
In sommige gemeenten mag dat wel, in sommige niet.
Slide 11 - Quiz
Waarom is het toegestane alcoholpromillage achter het stuur niet nul?
A
Omdat je lichaam af en toe zelf alcohol produceert bijv. bij het verteren van fruit of zoetigheid.
B
Omdat het drinken van één biertje of wijntje niet gevaarlijk is.
C
De foutmarge van de blaastest ligt tussen de 0,01 tot 0,05. Daarom ligt het toegestande alcoholniveau wat hoger.