Het weer - mijn cultuur

De sterkste, de grootse, de beste
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Hoger onderwijs

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

De sterkste, de grootse, de beste

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Slide 3 - Lien

Hij heeft de ... tong van de wereld.
A
kortste
B
langste
C
mooiste
D
langer

Slide 4 - Quiz

De kat kan het ... springen in de wereld.
A
verder
B
kortste
C
verste
D
dichtbij

Slide 5 - Quiz

De ... vrouw in de wereld is 2meter31.
A
dikste
B
kleinste
C
kortste
D
grootste

Slide 6 - Quiz

De vrouw is ... dan Lula.
A
sterker
B
sterkste
C
zwakker
D
zwakste

Slide 7 - Quiz

De ... vrouw in de wereld is 122 jaar oud.
A
jongste
B
mooiste
C
grootste
D
oudste

Slide 8 - Quiz

De snor van Kaba is ... dan de snor van de man rechts.
A
kort
B
kortste
C
korter
D
langer

Slide 9 - Quiz

De vrouw hoepelt met de ... hoepels in de wereld.
A
veel
B
weinig
C
meeste
D
minste

Slide 10 - Quiz

De ... pizza in de wereld is 1,8km.
A
mooiste
B
lekkerste
C
langste
D
kortste

Slide 11 - Quiz

De voeten van Mahmout zijn ... dan de voeten van de man links (maat 68).
A
groter
B
kleiner
C
grootste
D
kleinste

Slide 12 - Quiz

Wie in de klas ...

Slide 13 - Diapositive

kan het langste AAAAA zeggen?

Slide 14 - Diapositive

kan de hoogste toren bouwen?

Slide 15 - Diapositive

kan het snelste sorteren?

Slide 16 - Diapositive

de meeste Nederlandse woorden met de letter M zeggen

Slide 17 - Diapositive

het hoogste springen?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Lien

Het weer
Wat is jouw favoriete seizoen?
Hou jij van regen? Hou jij van de zon?
Wat voor weer is het in jouw geboorteland?
Wat vind jij van het weer in België?

Slide 21 - Diapositive

Wat voor weer
is het vandaag?

Slide 22 - Carte mentale

Slide 23 - Vidéo

Wat zegt de vrouw over de zon?
A
De zon zit verstopt achter wolken
B
De zon schijnt
C
De zon schijnt niet
D
De zon komt tevoorschijn in de namiddag.

Slide 24 - Quiz

Hoe warm is het?
A
Het is aangenaam warm.
B
Het is onder 20 graden.
C
Het is boven 20 graden.
D
Het is boven 30 graden.

Slide 25 - Quiz

Wanneer gaat het licht regenen?
A
vanaf dinsdag
B
vanaf woensdag
C
vanaf morgen
D
vanaf donderdag

Slide 26 - Quiz

Wat is het temperatuurverschil tussen de kust en het zuiden van het land vandaag?
A
3 graden verschil
B
aan de kust 22 graden
C
in het zuiden 19 graden
D
het is warmer aan de kust

Slide 27 - Quiz

In België regent het veel.
En in jouw geboorteland?
In de zomer is het in België warm. Hoe is de zomer in jouw geboorteland?

Slide 28 - Diapositive

In de herfst is er veel wind. De blaadjes vallen van de bomen.
 Ik zie bliksem en ik hoor donder. Ik ben niet bang van onweer.  Ben jij bang?

Slide 29 - Diapositive

In de winter vriest het soms. In België vriest het een beetje. En in Rusland?
Het sneeuwt soms in januari, februari, maart of april.

Slide 30 - Diapositive

's Morgens en 's avonds is er mist.
In de lente is het mooi weer. Het is fris, de zon schijnt en de lucht is blauw.

Slide 31 - Diapositive

Spreek over het weer in Europa

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Extreem weer
In België stormt het soms. In de zomer was er een hittegolf.
In andere landen heb je soms ook extreme weersomstandigheden: een tsunami, een brand, een aardbeving, ... Soms vluchten mensen uit hun land door het weer.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien

Een hittegolf

Slide 36 - Diapositive

Wat is een hittegolf?
A
minimum 10 dagen meer dan 30 graden
B
minimum 5 dagen meer dan 25 graden
C
veel regen op korte tijd
D
1 dag boven de 35 graden

Slide 37 - Quiz

Een aardbeving

Slide 38 - Diapositive

Wat is een aardbeving?
A
de aarde trilt/beeft
B
de zon beeft/trilt
C
de lucht beeft/trilt
D
de wolken beven/trillen

Slide 39 - Quiz

Een tsunami

Slide 40 - Diapositive

Wat is een tsunami?
A
de wind maakt alles kapot
B
de regen maakt alles kapot
C
het water maakt alles kapot
D
de zon maakt alles kapot

Slide 41 - Quiz

Een brand

Slide 42 - Diapositive

Wat is een brand?
A
het is 5 dagen heel koud
B
bomen gaan kapot door de koude
C
bomen gaan kapot door de hitte
D
het is 5 dagen heel warm

Slide 43 - Quiz

Een storm

Slide 44 - Diapositive

Wat is een storm?
A
wind, regen, hagel, onweer
B
veel sneeuw
C
veel ijs
D
veel zon

Slide 45 - Quiz